Goedemorgen! Vorige week mocht ik voor een sessie bij TNO over ‘geo-political challenges to the digital economy’ een introductie over platformeconomie geven. Daar mooie discussies gehad, mijn slides vind je hier. Ook bij een bijeenkomst van de Werkvereniging een betoog mogen houden rondom de vraag hoe het leven van de werkenden er in 2040 uit ziet. Hoewel niemand in de toekomst kan kijken deed ik een voorzet, maar lag bij mij de focus vooral op de weg daarnaartoe. Mijn betoog lees je hier terug. Vorige week was ook de week van de eerste beursgang van een platformbedrijf in 2019: Lyft. Hoewel je tussen de regels door kunt lezen dat er een flinke kans is dat het bedrijf nooit winst zal maken, steeg de koers van het voor 21,6 miljard euro gewaardeerde bedrijf in korte tijd met 21 procent. Iedereen die nu nog zegt dat er te weinig risico kapitaal in de markt is, die is gek đ Fijne week!
Er is een trend gaande dat we vooral naar Europa kijken wanneer we het hebben over technologie en publieke waarden. Gelukkig is het niet zo zwart wit. Via via kwam ik de podcast serie Technopolis op het spoor. Gemaakt door o.a. Molly Turner, de eerste public policy medewerker van Airbnb destijds. Intussen geeft ze les op Berkeley. Met pakkende onderwerpen als ‘Disruptor City’, ‘Backlash City’ en ‘Venture-Backed City’ word je iedere keer in een half uurtje meegenomen in interessante vraagstukken en cases. Een aanrader.
“University of Oxford academics have published the worldâs first-ever rating system for working conditions in the digital economy.”
Hoe kun je platformen bewegen om goed te doen voor hun aanbieders? Dat moeten de onderzoekers van het Oxford Internet Institute hebben gedacht toen ze dit project bedachten. Volgens een uitgebreide methode worden klusplatformen beoordeeld, zodat voor iedereen duidelijk is wat de condities voor de aanbieders is.
De vraag is natuurlijk: heeft dit zin? Dat moet de tijd gaan uitwijzen, maar hier onder alvast wat gedachten:
Op het moment dat er meerdere platformen in een markt actief zijn en zeker wanneer het aanbod schaars is, moet je je als platform onderscheiden. Een keurmerk of goed cijfer van Fairwork kan hier bij helpen om workers aan te trekken;
Voor platformen met een consument als klant zal dit vermoed ik niet zoveel uitmaken. Consumenten gaan veelal toch voor het beste aanbod en als een eerlijk alternatief beschikbaar is, maar met een hogere prijs, dan zal slechts een kleine groep de afweging maken;
Voor platformen met een business als klant zie ik meer kans. Zij zijn gevoelig voor dit soort keurmerken en het is fijn, zeer in landen waar vakbonden en CAO’s de standaard zijn, om te weten dat ook voor de workers die je inhuurt via het platform alles goed is geregeld. Natuurlijk zijn er altijd bedrijven die het geen bal uitmaakt (laten we eerlijk zijn), maar zeker in landen waar ‘fair work’ als default geldt, kan dit een positieve impact hebben;
Overheden kunnen ook het Fairwork label meenemen in de voorwaarden voor een platform om in het land of de stad waar zij de controle over hebben te mogen opereren. Wanneer het lukt om dit label tot een standaard te krijgen, dan zie ik hier zeker mogelijkheden in.
Wat ook interessant is, is dat de Fairwork Foundation zich ook als een soort vakbond heeft opgeworpen:
“In discussion with Fairwork, the NoSweat platform has introduced significant changes in all five areas of fairness. It now has a formal policy to pay over the South African minimum wage after workersâ costs are taken into account, and it has a clear process to ensure clients on the platform agree to protect workersâ health and safety and for workers to lodge grievance about conditions.”
Ben benieuwd hoe dit zich verder gaat ontwikkelen. Uiteindelijk zullen ze in ieder land ambassadeurs moeten zoeken die een aantal platformen mee krijgen om het label te voeren, zodat dit de standaard van het land wordt. En daarmee andere platformen en beleidsmakers meekrijgen. Ik ga het volgen.
In deze nieuwsbrief spreek ik al sinds tijden over de beperking van het ‘ride hailing’ (taxi via een app) model. Twee weken geleden nog in dit artikel op Sprout.nl. En de voorspelling dat dit soort aanbieders de transformatie tot een totaaloplossing voor mobiliteit zullen inzetten of hun businessmodel willen diversificeren. In dit artikel komen een aantal aardige voorbeelden voorbij.
Over het diversificeren lees je dit: “Some platforms are taking it a step further, expanding beyond transportation altogether into daily services. In Southeast Asia, the taxi-hailing platform Grab has risen to an âeveryday super appâ by partnering with other businesses to offer lifestyle services including package delivery, grocery shopping and food delivery. Theyâve even added GrabPet beta service in Singapore, an on-demand pet-friendly transportation option that offers pet-trained drivers and pet insurance. Grabâs Indonesian competitor Go-Jek branches wider still, offering an online ticket platform for local events, medical prescription services and even an at-home personal stylist.”
Wat kun je van dit artikel leren? Dat het model van bijvoorbeeld een Uber nog lang niet is uitontwikkeld, dat we de komende jaren nog veel experimenten en varianten voorbij zullen zien komen en dat het echt nog wel even duurt voordat we weten of dit soort modellen levensvatbaar zijn, zeker met de enorme bedragen die er mee zijn gemoeid.
Marco Derksen (check zijn blog!) deelde onderstaande tabel afgelopen week waarin Airbnb wordt weggezet tegen de traditionele spelers. Een indrukwekkend verhaal: een bedrijf van 10 jaar oud heeft meer dan 6x zoveel kamers dan de nummer 2 op de lijst, is actief in 191 landen, een waardering van 53 miljard en doet dit ook nog eens met een stuk minder mensen dan de concurrentie. Indrukwekkend, maar het is wel altijd goed om kritisch naar cijfers te kijken. Want als je dat doet, dan kun je een flinke kanttekening bij dit verhaal plaatsen. Ik pik er twee uit:
Aantal kamers
Airbnb biedt volgens deze tabel 6 miljoen kamers aan. Er is wel een grote ‘maar’: deze kamers zijn niet 365 dagen per jaar beschikbaar. Iets dan bij de andere aanbieders in het rijtje wel het geval is. Wanneer je een eerlijke vergelijking wilt maken, zul je dit dus gelijk moeten trekken naar het aantal fulltime beschikbare kamers. Zeg dat van die 6 miljoen kamers die worden aangeboden de helft ook echt actief beschikbaar is. Er is in een bestand van een platform namelijk ook altijd erg veel vervuiling. En zegt dat die helft gemiddeld 2 maanden per jaar beschikbaar is. Dan kom je uit op 500.000. Alsnog indrukwekkend, maar niet genoeg voor een plek in de top 5.
Aantal medewerkers
Airbnb heeft heel veel minder medewerkers dan een gemiddeld hotel. Dat is ook logisch: waar een hotel mensen in moet huren voor communicatie, receptie, onderhoud, schoonmaak en meer, verlegt Airbnb deze kosten naar de aanbieders. Die dit vervolgens of zelf regelen, of uitbesteden aan een tussenpartij. Ook dit vergelijk is dus onvolledig. Dit zie je ook bij autodeel platformen als SnappCar: een verhuurbedrijf heeft mensen in dienst voor de communicatie, overdracht en schoonmaak, maar bij SnappCar wordt dit door de aanbieders gedaan. Dan is het logisch dat een platform een fractie van het aantal medewerkers heeft dan een traditioneel georganiseerde concurrent.
Conclusie
Natuurlijk zijn de metrics van platform bedrijven indrukwekkend, maar het is en blijft belangrijk om kritisch te zijn bij dit soort rijtjes, aangezien zij niet het hele verhaal vertellen.
Voor een sessie op het âFestival voor Modern Werkendenâ op 29 maart 2019 mocht ik, net als Pierre Spanninks en Saskia Nijs, in een pitch van 5 minuten de gasten een kijkje in de toekomst van werk geven. Hoe ziet het leven van werkenden er in 2040 uit? Wat zijn de grootste uitdagingen en kansen? En wat moet de belangrijkste taak van de Werkvereniging zijn om modern werken, leven en leren te ondersteunen.
Erg leuk om hier over te filosoferen. Filosoferen, want iedereen die zegt te weten hoe 2040 er uit ziet, die liegt dat ie barst đ Ik heb dan ook geen voorspelling, maar een wens voor de 2040 uitgesproken, maar vooral ook een boodschap hoe we hier terecht moeten komen. Want ook al klinkt 2040 comfortabel ver weg, het vrijwaart jou niet om nog langer je kop in het zand te steken.
Ik besloot om mijn verhaal over de toekomst als betoog op te schrijven. Hier het resultaat.
Boek
Door auteur Patrick Petersen werd ik even geleden gevraagd om een bijdrage te doen over platformeconomie in de nieuwe editie van het ‘Handboek E-commerce‘. Afgelopen week viel het eindresultaat op de deurmat. Het is een mooi en compleet boek geworden.
Contact
Inspiratie opgedaan en advies of onderzoek nodig bij vraagstukken rondom de platformeconomie?
Neem gerust contact op via een reply op deze nieuwsbrief, via mail ([email protected]) of telefoon (06-50244596).
Bezoek ook mijn YouTube kanaal met ruim 400 interviews over de platformeconomie en mijn persoonlijke website waar ik regelmatig blogs deel over de platformeconomie.
Hoewel Uber voor de klant nog steeds een waanzinnige oplossing en verbetering is ten opzichte van wat er was, lukt het het bedrijf maar niet om de organisatie aan de aanbod (riders) kant goed te organiseren. Het lijkt dat chauffeurs steeds vaker in staat zijn om zich te organiseren, het is de vraag hoe sterk Uber zich houdt. Waarschijnlijk nog wel even, in ieder geval tot na de beursgang.
Wat is hier nu de kern van het probleem? Een aantal zaken. Hier kunnen we van leren wanneer we nadenken hoe een inclusieve platformeconomie er idealiter uit zou moeten komen te zien. Niet alleen vanuit een maatschappelijk, maar ook vanuit een business perspectief. Een platform kan namelijk alleen goed functioneren wanneer het waarde toevoegt voor alle gebruikers. Of een groep gebruikers zo klem heeft dat ze geen kant op kunnen, maar dat is in de kluseconomie bij nagenoeg geen enkel platform het geval.
Ten tweede leek het altijd dat het voor platformwerkers lastig was om zich te verenigen. In dit artikel wordt duidelijk dat dit wel meevalt. Hoewel Uber chauffeurs veel rondrijden, wachten ze ook veel in de rij bij luchthavens. Daarnaast kan de technologie die apps als Uber en Lyft mogelijk maakt ook tegen het platform worden ingezet: “One method is through an app theyâve built that matches organizers with drivers who have expressed interest in their campaign. Organizers discuss driversâ concerns, promote the strike and identify potential leaders.” Ook van andere platformwerkers zoals maaltijdkoeriers weet ik dat zij zich prima via messenger groepen weten te organiseren. Dit wordt indirect door de platformen zelf veroorzaakt: aangezien zij weinig investeren in het trainen van platformwerkers (deels ook om niet als werkgever te worden gezien) faciliteren zij hun workers met communicatie groepen om elkaar te helpen.
Ten derde moet er ook een bepaalde urgentie zijn. Er moet pijn zijn. Ik verwacht dat vooral platformwerkers die (grotendeels) voor een langere periode afhankelijk zijn van een platform zich zullen organiseren. Maaltijdkoeriers is daarbij lastig: de meeste koeriers werken een paar maanden een paar uur per week voor het platform. Hoewel Deliveroo riders zich in de Riders Union hadden georganiseerd in de tijd dat Deliveroo overstapte van het werknemer naar het freelance model, hoor je nu echt niets meer van die groep. Logisch: er is weinig urgentie om te organiseren.
Bij taxi chauffeurs via platformen is dat natuurlijk een ander geval. Vaak investeer je veel geld om te mogen rijden (zeker wanneer je in Europa wilt rijden) en om een auto onder je kont te hebben, waardoor je relatief hoge vaste kosten hebt. Wanneer dan het tarief omlaag gaat, dan is de pijn groot: de vaste kosten lopen immers door. Zoals in dit voorbeeld van chauffeurs die ruim 3 dollar per uur overhielden. Â In het FD stond ook een stuk over de Uber chauffeurs in Nederland die ook willen gaan demonstreren. In Nederland is de drempel om voor Uber te gaan rijden een stuk hoger: je moet een vergunning hebben waar je in moet investeren. Hoewel die drempel ook deels weg schijnt te worden genomen door tussenpartijen die chauffeurs zonder auto voorzien van een auto, de opbrengsten van Uber worden op het account van de tussenpartij gestort en de chauffeur krijgt een veel lager bedrag zwart uitgekeerd. Via slimme BV constructies wordt dit georganiseerd, wist een accountant mij te vertellen die voor een aantal van dit soort bedrijven de administratie verzorgd.
Als laats is het natuurlijk belangrijk om de vraag te stellen: hoe ver kan een platform gaan? Er is bekend dat bij platformen als Uber en Deliveroo de switching costs voor zowel vraag als aanbod om naar een ander platform over te stappen laag zijn. Op het moment dat de chauffeurs schaars zijn, kunnen zij zich makkelijk organiseren en overstappen. Dan moeten platformen concurreren op arbeidsvoorwaarden. In de race naar de beurs zie ik dit nu nog niet gebeuren, maar dit zou natuurlijk een uitgelezen kans zijn voor een lokale of nationale speler. Het is in dit geval dus deels een race to the bottom, tot het moment dat de chauffeurs niet meer willen rijden of naar een concurrent overstappen die wel betere voorwaarden biedt. Maar zolang deze betere voorwaarden niet ‘by design’ zijn vastgelegd is er een kans dat dan het spel weer van voor af aan begint…..
Vanuit AVG/GDPR zijn bedrijven verplicht de data die zij over jou bezitten vrij te geven. In dit zeer interessante stuk een beschrijving hoe dit, zeker wanneer datasets worden gecombineerd, grote gevolgen kan hebben voor platformen. Door de data te combineren kan de strategie van de formule worden ontrafeld en bewijslast worden opgebouwd voor rechtszaken. En dit is dan vermoed ik ook de reden dat Uber niet alle data vrij wil geven. Het is alleen de vraag wie gelijk heeft.
“The full dataset would include the precise times at which the drivers log on and off Uberâs app, all the location data gathered about them and all of the individual ratings and reviews they had received. The first two datasets would help the drivers calculate holiday pay and claims for minimum-wage back pay when their earnings dip below that, such as during fallow periods when they have no rides but are logged in to the app and prepared to accept passengers. The ratings and reviews would let drivers appeal unfair dismissal from the app. (They can be booted off if their aggregate rating dips below 4.4 out of five.) Currently, drivers can appeal to Uber and go through an âeducation processâ to get back on the app, but they have no way of knowing why they were kicked out in the first place.”
“The drivers also want access to what is known as the logic of processingâthe datasets underpinning the dispatch system that assigns specific jobs to driversâand the profiles that Uber builds on its drivers, through which drivers are managed and rewarded. The drivers say they want to understand what impact Uberâs profiling system has on the quality, quantity and value of work they get through the appâdata that are not about the drivers exactly, but which pertain to them.”
“The case will test whether the data rights that European privacy laws afford to individuals also apply to gig workers. It is hard to see why they should not. The drivers have a legal right to gain access to any data that Uber holds about them as individuals, even if it is information the platform uses to run its business. Where their luck may run out is at the boundary of where their rights conflict with those of other individuals. Uber cannot, for instance, provide drivers with all their reviews in raw form, as that would infringe upon the privacy of riders. And Uber also has rights of its own, for instance to withhold information that pertains to its intellectual property. The precise borders of those limits will now be for regulators, and potentially European courts, to demarcate.”
“According to Marketplace Pulse research, Amazon-owned private label brands are not nearly as successful as many paint them to be. Amazon has been successful in creating generic items at low prices, but only when using the Amazon brand name (i.e., AmazonBasics and Amazon Essentials). Otherwise, the hundreds of brands and tens of thousands of products launched are not resonating with customers.”
Interessant en uitgebreid artikel naar aanleiding van een onderzoek naar 23.000 producten die door Amazon onder 400 eigen merken werden gelanceerd.
Ik werd nogal eens vreemd aangekeken toen ik uitsprak dat bij een grote vraag aan kluswerkers er een schaarste zou ontstaan en platformen (en daarmee dus ook de opdrachtgevers) moeten gaan concurreren op arbeidsvoorwaarden. Lees dan dit stuk:
“The hardest-to-find workers are no longer computer engineers. They are home health care aides, restaurant workers, and hotel staff. The shift is happening because more and more Americans are going to college and taking professional jobs, while working-class baby boomers are retiring en masse. This means that â for once â low-skilled workers have the most leverage in the current labor market.”
De combinatie van a) mensen steeds hoger opgeleid zijn b) de baby boomers met pensioen gaan en c) platformen voor een grotere vraag aan ‘low skilled’ (wat een rot woord) workers zorgen kan er dus prima voor zorgen dat er een schaarste ontstaat en opdrachtgevers (of werkgevers) zullen moeten gaan concurreren op arbeidsvoorwaarden.
de overheid is natuurlijk zelf grootgebruiker en kan initiatieven met een meer maatschappelijk karakter als klant een flinke boost geven;
de overheid kan middels verschillende financieringsmodellen in het kader van ‘put your money where your mouth is’ platformen met oog voor publieke waarden kunnen financieren. En dan geen lullige subsidies van een paar ton, maar een fonds van enkele honderden miljoenen. Want zeggen dat je publieke waarden in platformen belangrijk vindt en er vervolgens niet aan mee willen betalen zet natuurlijk ook geen zoden aan de dijk.
Door filosoferend (of gewoon logisch nadenkend) over onderstaande tabel kun je jezelf de vraag stellen of Airbnb nu echt de terechte nummer 1 is. Een gedachte experiment:
Aantal kamers
Airbnb staat op nummer 1 wat betreft het aantal kamers. Als je niet kijkt naar het aantal kamers, maar het aantal beschikbare nachten per jaar dan kom je waarschijnlijk op een heel ander cijfer uit. Een kamer in een hotel is 365 dagen per jaar beschikbaar. Â Die 6 miljoen kamers die worden aangeboden, zeg dat de helft daarvan actieve profielen zijn. En die 3 miljoen kamers gemiddeld 2 maanden per jaar beschikbaar zijn. Dan kom je uit op 500.000 wanneer je die met een hotelkamer vergelijkt. Veel, maar niet voor een plekje in de top 5.
Marktwaarde
Er is natuurlijk een verschil tussen marktwaarde en waardering đ En wanneer een Hilton failliet gaat, dan is het nog veel waarde in de boedel. Bij Airbnb zijn er geen stenen te verkopen. Het is de vraag hoeveel er bij een faillissement van de waarde overblijft.
Aantal medewerkers
In een ander staatje zie je dat Airbnb maar een fractie van het aantal medewerkers in dienst heeft in verhouding met een traditioneel hotel. Indrukwekkend dat ze het met zo ‘weinig’ mensen af kunnen. Er is alleen een grote ‘maar’. Platformen verlagen, maar verleggen ook transactiekosten. Waar een hotel iemand in moet huren voor de receptie, schoonmaak, communicatie, planning en meer, wordt dit bij Airbnb door de verhuurder (of een tussenpartij ingehuurd door de verhuurder) gedaan. Die mensen staan niet op de payroll van Airbnb. Net als bij autodelen: een verhuurbedrijf heeft mensen in dienst voor de communicatie, sleuteloverdracht, schoonmaak en meer. Bij een platform als SnappCar wordt dit door de aanbieder gedaan. Al die arbeid zit verwerkt in de verhuur prijs, maar wordt bij een niet platform bedrijf gewoon uitgevoerd door medewerkers. En dan is het logisch dat die verhouding zo scheef is.
Conclusie
Het platform model is indrukwekkend, maar het is wel goed om altijd cijfers die worden gepresenteerd kritisch in de juiste context te plaatsen.
Contact
Inspiratie opgedaan en advies of onderzoek nodig bij vraagstukken rondom de platformeconomie?
Neem gerust contact op via een reply op deze nieuwsbrief, via mail ([email protected]) of telefoon (06-50244596).
Bezoek ook mijn YouTube kanaal met ruim 400 interviews over de platformeconomie en mijn persoonlijke website waar ik regelmatig blogs deel over de platformeconomie.
Voor een sessie op het âFestival voor Modern Werkendenâ op 29 maart 2019 mocht ik, net als Pierre Spanninks en Saskia Nijs, in een pitch van 5 minuten de gasten een kijkje in de toekomst van werk geven. Hoe ziet het leven van werkenden er in 2040 uit? Wat zijn de grootste uitdagingen en kansen? En wat moet de belangrijkste taak van de Werkvereniging zijn om modern werken, leven en leren te ondersteunen.
Erg leuk om hier over te filosoferen. Filosoferen, want iedereen die zegt te weten hoe 2040 er uit ziet, die liegt dat ie barst đ Ik heb dan ook geen voorspelling, maar een wens voor de 2040 uitgesproken, maar vooral ook een boodschap hoe we hier terecht moeten komen. Want ook al klinkt 2040 comfortabel ver weg, het vrijwaart jou niet om nog langer je kop in het zand te steken.
Ik besloot om mijn verhaal over de toekomst als betoog op te schrijven. Hier het resultaat.
Goedemorgen! Vorige week mooie gesprekken gehad in Kopenhagen en Stockholm met vertegenwoordigers van platformen, vakbonden, onafhankelijke reputatie tool Deemly en de Zweedse Social Services. Een van de resultaten is mijn eerste podcast met een introductie van mijn kinderen Joep en Sophie, in deze nieuwsbrief lees je er meer over.
Vorige week kwam mijn eerste podcast online. Binnenkort ook te vinden in iTunes en Spotify en nu alvast op Soundcloud. In Kopenhagen ging ik in gesprek met Sara Green Brodersen, oprichter van extern reputatie platform Deemly. Zij hebben een waanzinnig interessant model. In de podcast daag ik haar ook om meer ambitie te tonen en de ’trusted 3rd party’ voor reputatie data te worden, na te denken over een exit scenario om de continuĂŻteit naar alle stakeholders te borgen en na te denken over een data coöperatie waar de gebruikers lid van zijn. Binnenkort volgt een blog, de podcast is nu al te beluisteren.
“In Los Angeles, Spin is experimenting with a move away from gig workers in favor of proper employees, with health insurance and everything.”
Er zijn twee problemen met de discussies over de kluseconomie:
Aangezien Uber en Deliveroo in de media het uithangbord zijn voor de kluseconomie denken veel mensen dat deze sectoren en modellen de enige smaak zijn in de kluseconomie. Dat is onjuist. De kluseconomie is veel diverser. Zowel in duur van de opdracht (van micro gig tot langlopende opdracht), in de al dan niet kwetsbaarheid van de aanbieder (van super kwetsbaar tot volledig onafhankelijk), in de cultuur en aanpak van het platform (van lomp en disruptive tot collaboratief) en ga zo maar door;
De modellen die we nu zien worden als het eindpunt gezien. En dat is een gevaarlijke (en ik vermoed ook onjuiste) aanname. Zowel de businessmodellen als de modellen van hoe platformen met hun aanbieders omgaan kunnen nog sterk veranderen. Het gevaar van de aanname dat dit het eindpunt is, zorgt er voor dat de discussie vaak niet verder komt dan de vraag of je mensen in dienst neemt of niet, terwijl de achterliggende vraag natuurlijk is hoe je flexibiliteit, zekerheid en collectiviteit kunt organiseren.
Zo ook dit bericht over de scooter startup die de scooters voortaan laat repareren en opladen door eigen medewerkers. Het model van een volledig flexibele supply is namelijk ook niet alles: je kunt er niet altijd van op aan en wanneer de demand (de klant) wel die zekerheid verwacht, dan kan het mis gaan.
Wat ik dan ook verwacht is dat we in de toekomst meer modellen gaan zien waar platformen met een deel van de aanbieders een stabiele relatie heeft (ik zeg expres niet in dienst), zodat het vaste werk kan worden uitgevoerd door deze groep workers. En dat voor de pieken op een instabiele supply wordt ingetapt. Het zal namelijk voor veel platformen op basis van de data die zij verzamelen steeds beter te voorspellen zijn hoeveel mensen ze wanneer nodig zullen hebben. En aangezien de workers ook het gezicht naar de klant zijn, wil je hier ook misschien wel iets meer controle op hebben dan dat er nu gebeurt.
In dit artikel gaat het over een deelstep platform. Ik ben sowieso benieuwd of deze business, met of zonder mensen in dienst, het gaat redden. In mijn eerste nieuwsbrief dit jaar schreef ik hier al over. In Stockholm zag ik ook tientallen van deze stepjes die door de aanbieders in de stad waren gedumpt. Niet nadenkend dat een omgeving met veel kou en sneeuw niet heel geschikt is om op zo’n step te rijden….
“Uit onderzoek van de Hogeschool van Amsterdam blijkt dat bijna 60% van de retail- en hotelondernemers in Nederland zich zorgen maakt over de grote macht van online platforms.”
Het percentage valt mij om eerlijk te zijn alles mee. Ik ben dan ook benieuwd of die overige 40% een strategie heeft om zich te onderscheiden ten opzichte van platformen, of simpelweg nog onwetend is over wat er nog komen gaat.
Schokkend vond ik de volgende passage: “Retailers en hotels die nog geen gebruik maken van online platforms, geven als belangrijkste argumenten: past niet bij de uitstraling van het bedrijf (31%), geen tijd om in te verdiepen (27%) en onvoldoende kennis van online platforms (24%).”
Interessant is om voorbij dit bericht te kijken en in de presentatie van de cijfers van het onderzoek te duiken. Dit zeker omdat ik al verwachtte dat retailen hotels heel andere cijfers zouden vertonen, aangezien een retailer ook spontane bezoekers kan hebben, terwijl je niet snel toevallig een hotel binnenloopt om te gaan slapen….
Een aantal bevindingen bij hotels:
Hotels maken gemiddeld van 5,7 verschillende platformen gebruik om hun kamers te verhuren;
Er wordt nog niet heel veel gedaan met het wijzigen van prijzen van kamers, dit terwijl online daar zich uitstekend voor leent. 39% vraagt altijd dezelfde prijs, 36% soms dezelfde, soms anders en 24% altijd andere prijzen;
Hoewel de respondenten niet tevreden zijn over de advertentiekosten (71%) is 80% tevreden over de omzetgroei via platformen;
60% is tevreden in hoeverre zij inzicht hebben in de data van klanten en sales. Ik vraag mij wel af welk percentage hier vervolgens ook niet echt iets mee doet.
Uiteindelijk is het wel duidelijk dat de platformen waarde toevoegen voor de ondernemers. Ik begrijp dat er zorgen zijn over afhankelijkheid en de pariteit clausule (je mag op je eigen website geen lagere prijs aanbieden dan op het platform), maar uiteindelijk is het natuurlijk ook de verantwoordelijkheid van de ondernemer zelf om hier de juiste afwegingen in te maken en ook zelf te investeren in kennis en eigen marketing middelen. Dat is iets dat je vanuit organisaties als KHN niet zo snel zult horen. Dus: prima om kritisch te zijn op de platformen, maar neem ook zelf je eigen verantwoordelijkheid.
“Gemeenten kunnen fors hogere boetes opleggen aan mensen die illegaal hun woning verhuren via platformen als Airbnb, oplopend tot 83.000 euro.”
Op zich natuurlijk geen schokkend nieuws. Ik denk alleen dat wanneer de overheid de handhaving strategie goed op orde heeft, dat het sowieso een stuk lastiger wordt om vals te spelen. En deze strategie komt er binnenkort aan. Dat houdt dan ook in dat partijen die het toch lukt om vals te spelen waarschijnlijk professionele partijen zijn. En daar past dan ook een professionele boete bij. Uiteindelijk heb je je natuurlijk gewoon aan de wet te houden.
Lyft loopt op alle vlakken achter op Uber, behalve dat het er naar uit ziet dat het platform eerder naar de beurs gaat dan zijn concurrent. De vraag is natuurlijk altijd: is dat erg? Waar Uber in 64 landen actief is, is Lyft ‘slechts’ in 2 landen actief. Dit zegt natuurlijk heel weinig en is een appel <> peren vergelijking. Je zou Lyft ook kunnen prijzen dat het zo goed de focus heeft weten te houden op 1 land (ze zitten pas sinds kort een klein beetje in Canada), terwijl Uber met (hele dure) hagel schoot en zich vervolgens moest terugtrekken uit verschillende landen.
In dit stuk wordt trouwens ook Google al potentiĂ«le concurrent van Uber en Lyft neergezet. Op korte termijn geloof ik daar niet zo in. Het gegeven dat je een app hebt die iedereen gebruikt waar je eenvoudig een autootje in kan toevoegen zegt nog niet dat dit gaat lukken. Pas op het moment dat Google een hele vloot zelfrijdende auto’s heeft, dan zou dit een scenario kunnen worden. Tot die tijd mogen deze twee grootheden het uitvechten en proberen om dit moeilijke en kostbare model werkend te krijgen,
In de vorige nieuwsbrief deelde ik al een heel stuk over mijn bedenkingen bij het Uber model. Dit stuk werd afgelopen week ook als blog op Sprout.nl gedeeld.
Contact
Inspiratie opgedaan en advies of onderzoek nodig bij vraagstukken rondom de platformeconomie?
Neem gerust contact op via een reply op deze nieuwsbrief, via mail ([email protected]) of telefoon (06-50244596).
Bezoek ook mijn YouTube kanaal met ruim 400 interviews over de platformeconomie en mijn persoonlijke website waar ik regelmatig blogs deel over de platformeconomie.
Goedemorgen! Voor je ligt/staat de 150e editie van deze wekelijkse nieuwsbrief. Deze nieuwsbrief begon ik 3 jaar geleden om duiding aan het debat rondom de platformeconomie te geven. Waar veel nieuws een reactie is op de waan van de dag (en de waan van de eigen agenda in plaats van gedegen kennis) probeer ik context te brengen in de berichtgeving en op een open manier de hype te doorbreken. Heb ik de waarheid in pacht? Iedereen die dat beweert die liegt. Nee dus. Maar door hardop in deze nieuwsbrief na te denken en te analyseren hoop ik jou als lezer te helpen ontdekken welke impact, kansen en bedreigingen de platformeconomie op jouw domein heeft. En hoe jij hier iets mee kunt doen. De intussen ruim 600 abonnees (jij dus!) werken bij platformen, ministeries, gemeenten, niet platform organisaties, vakbonden en in de wetenschap. En juist die diversiteit en kwaliteit zorgt er voor dat ik iedere week weer tijd vrijmaak om weer een nieuwe editie uit te brengen. Want uiteindelijk ligt de opdracht om het beste uit de kansen van de platformeconomie te halen en de nadelen te beperken bij ĂĄlle stakeholders. Dus ook bij jou.
Wanneer je deze editie ontvangt ben ik onderweg naar Kopenhagen voor een serie interviews. Door de zware storm gisteren is mijn vlucht gisteren drie keer omgeboekt en zat ik gister avond nog in Amsterdam.Nu dus in de lucht. Als het goed is.
In deze editie leek het mij goed om eens een pas op de plaats te maken en een aantal artikelen te behandelen met de vraag: is al het enthousiasme gepast, of is de platformeconomie een overhyped fenomeen? Ik heb het beperkt tot 3 artikelen, maar die dan ook heel uitgebreid besproken. Fijne week!
Er is een tijd geweest dat iedere ondernemer de ‘Uber voor X’ op wilde zetten. De Uber voor oppassers, schoonmakers, klussers, honden uitlaat diensten en ga zo maar door. Hoewel ook die hype intussen voorbij is, is het toch interessant om te kijken wat er met al die startups is gebeurt. In dit stuk: ‘Ten years after Uber inaugurated a new era for Silicon Valley, we checked back in on 105 on-demand businesses.”
Laat ik duidelijk zijn: dit gaat over platformen die als matchmaker (en marktmeester) vraag en aanbod tussen particulieren bij elkaar brengen. En dat is misschien ook wel het lastige van dit soort analyses: de platformeconomie heeft een aantal bekende voorbeelden die slechts een fragment van de smaken die beschikbaar zijn (en komen) vertegenwoordigd. Platformeconomie gaat verder dan taxi chauffeurs, maaltijdbezorgers en schoonmakers. Ik hoop dat je daar intussen een beetje doorheen kunt prikken.
Een aantal passages uit dit stuk:
Academics called this a âtwo-sided market,â but to a user, it meant tapping on a phone and watching the world rearrange itself to satisfy your desires.
> Een probleem waar ik de laatste tijd steeds vaker over nadenk. Platformen zijn de marktmeesters (zij bepalen de regels), maar positioneren zich als het onzichtbare prikbord waar vraag en aanbod elkaar vinden. Marktmeester en prikbord staan hier natuurlijk aardig haaks op elkaar. Niet dat ik zeg dat marktmeesterschap moet worden verboden, een platform zonder marktmeesterschap zal never nooit werken en ook het beschermen van o.a. kwaliteit en voorwaarden zijn essentieel voor alle stakeholders. Wat mij steeds meer opvalt is dat voor de aanbod zijde een platform wordt gezien als de ’two-sided market’, maar voor de vraag kant van het platform is dit veelal niet het geval. Die ziet de app gewoon als een bedrijf die de dienstverlening aanbiedt en zien de transactie niet als een transactie met een ander individu. Dit kwam zondag nog naar voren in een Twitter discussie waar ik in belandde: iemand begreep niet (of beter: stelde het niet op prijs) dat een grote bestelling op Bol.com in 5 pakketjes van verschillende leveranciers op verschillende momenten binnen kwamen. Hoewel dit nooit te voorkomen is, ligt hier dan wel een opdracht bij de platformen om de gebruikers (en dan vooral de demand) bewust van te maken.
Forty-seven are goneâ28 simply closed down; 19 were acquired. But 53 are neither unicorn nor roadkill.
Dit is natuurlijk geen representatief cijfer. Ten eerste is de verzameling van voorbeelden redelijk willekeurig (een aantal grote namen staat er niet bij) en daarnaast zie je in het bronbestand dat de eerste 22 geen serieuze financiering hebben opgehaald en juist in die groep is het percentage ‘gone’ erg hoog, wat het gemiddelde weer scheef trekt. Op zich valt over all het cijfer van ‘closed down’ mij nog wel heel erg mee, ik had een veel hoger percentage verwacht.
Before going public, Googleâin totalâraised $36.1 million. But it takes more money to open up offices in cities across the country than it does to scale up a software platform by spinning up more clusters at a data center.
Dit geeft ook wel aan hoe complex het gig economy model is. Het is geen software dienst die je internationaal uitrolt. Omdat de transactie lokaal is en vraag en aanbod elkaar fysiek ontmoeten moet je stad voor stad (of beter: wijk voor wijk) schalen. Aanbieders recruiten, klanten lokken, etc. Dat is niet eenmalig, maar continu. En daarmee een kostbare activiteit.
Because the ideas themselves are not rocket science, the competition has been fierce. To drive faster growth, they have to charge customers less (increasing demand) and pay workers more (increasing supply), then fill the gap with venture-capital funding
Een goed idee is niets waard. Een waanzinnig idee ook niet. Een waanzinnige executie (en timing, etc.) wel, maar dat wordt voor het gemak vaak vergeten. Het grote probleem van gig economy platformen: het onder kostprijs verkopen van dienstverlening, zodat het marktaandeel groeit, in de hoop dat de klant terugkomt en je uiteindelijk onder de streep iets overhoudt. Iemand zei eens: ‘het verkrijgen van miljarden aan VC investeringen, betekent niet dat de economische realiteit niet op jou van toepassing is.”. Dat dus.
Looking at this incredible flurry of funding and activity, itâs worth asking: These companies have done so muchâupended labor markets, changed industries, rewritten the definition of a jobâand for what, exactly? Now you can do stuff that you could already do before, but you can do it with your phone.
Domestic servantsâto walk the dog, do the laundry, clean the house, get groceriesâwere a fixture of life in America well into the 20th century. These people are now submitting to a new middleman, who they know controls the customer relationship and will eventually have to take a big cut
Dit stuk lezende kun je de vraag stellen: wat is er nu echt nieuw? Platformen verlagen transactiekosten, maar welk deel van de markt bestond al en welk deel is nieuw? Hoeveel hebben platformen bijgedragen aan de groei van werk en economie? Daar is nog beroerd weinig van bekend. Het is interessant om eens helder te krijgen:
Dragen platformen daadwerkelijk bij (en zo ja, hoeveel) aan de groei van een markt? (wat is nieuw en wat bestond al, maar wordt nu door een platform georganiseerd?)
Hebben de aanbieders op platformen andere kenmerken dan de huidige aanbieders in deze markt? (oftewel: biedt het kans op werk voor een groep die in de huidige markt niet aan het werk komt)
Dragen platformen bij aan een verbetering van de voorwaarden en omstandigheden van de aanbieder ten opzichte van de huidige (en in veel gevallen: zwarte) markt.
Daarnaast is de kans groot dat de gig platforms waar dit stuk over gaat vooral een categorie arbeid laten groeien die altijd al heeft bestaan, maar altijd heel onzichtbaar is geweest. Oftewel: de arbeid waar de voorwaarden niet het niveau hebben die we als maatschappij zouden willen, maar aan de andere kant ook niet meer voor willen betalen. Wanneer deze werkzaamheden door aanbieders als bijverdienste (zoals studenten) worden uitgevoerd, dan is dat misschien niet zo’n groot probleem (uiteraard moet verzekering geregeld zijn), maar op het moment dat mensen hier fulltime van afhankelijk zijn, tja, dan wel. Daar kun je platformen prima de schuld van geven als je wilt (karmapunten scoren naar de achterban), maar het probleem los je er niet mee op. Wat dat betreft maken platformen een type arbeid die zich normaliter fijn ver uit onze sociale bubbel bevindt zichtbaar en schaalbaar. En komen we er achter dat de wereld niet zo eerlijk is, iets dat natuurlijk ook geen nieuws is. Maar dan ook echt dicht bij huis. Laten we dan de unieke componenten die platformen bieden om iets voor deze groep goed op orde maken in plaats van te blijven roepen dat dit een platform specifiek probleem is. Dat is het namelijk niet.
In het FD werd in het stuk âUber stapt na auto en fiets nu ook in openbaar vervoerâ de toekomst strategie van het bedrijf dat nog geen 3 jaar geleden de definitie voor disruptie herschreef aangeprezen. Voor veel mensen een verrassende en innovatieve stap. Ik zie het meer als een laatste poging om het ooit zo beloftevolle platform naar een veilige haven te leiden. Met een uiterst kwetsbaar model is het dan ook maar de vraag of de scale-up haar ambities ooit waar zal maken. In dit stuk leg ik uit waarom.
Om te begrijpen waar de kwetsbaarheden van het model liggen, is het belangrijk om eerst de ingrediĂ«nten van de groei van Uber in de Verenigde Staten te begrijpen. Het Amerikaanse model van Uber is gebaseerd op het gegeven dat veel autoâs ongebruikt op de oprit staan terwijl de vaste kosten doorlopen, een hoge werkeloosheid, een inefficiĂ«nt Openbaar Vervoer netwerk, een groeiende adoptie van de smartphone, onduidelijke regulering en een inefficiĂ«nte taximarkt die het woord âserviceâ al jaren terug uit het vocabulaire heeft geschrapt. Onder deze condities kon Uber door het aanbieden van een excellente klantervaring tegen een acceptabele prijs razendsnel groeien, het vertrouwen van investeerders winnen en beginnen aan een wereldwijde expansie. In nog geen decennium is met 24,2 miljard dollar risico kapitaal een multinational met ruim 18.000 medewerkers op kantoor uit de grond gestampt.
Zwakke netwerkeffecten
Platformen kunnen groeien vanwege de netwerkeffecten die zij veroorzaken. Ik stapte ooit over van Hyves naar Facebook omdat mijn niet in Nederland wonende vrienden daar zaten. Dankzij de internationale netwerkeffecten is Facebook een machtig platform. Het Uber platform werkt ook met netwerkeffecten, maar hier zijn twee belangrijke kanttekeningen te plaatsen. Dat Uber in Londen duizenden taxiâs heeft rondrijden, heeft nul invloed op de beschikbaarheid en aanrijtijden van Uber taxiâs in Utrecht. Omdat klant en chauffeur elkaar fysiek in een taxi ontmoeten gedijt het bedrijf niet met internationale, maar met lokale netwerkeffecten. Doordat de transactie fysiek en lokaal is moet stad voor stad en soms postcodegebied voor postcodegebied de juiste balans tussen vraag en aanbod worden gecreĂ«erd. Ook heeft Uber te maken met een asymptonisch netwerkeffect. Met de groei van het aanbod worden de aanrijtijden korter en het aanbod constanter, maar er is een kantelpunt waar een extra taxi in het aanbod geen extra waarde meer toevoegt voor de klant. De aanrijtijd zal niet korter worden, waardoor de dienstverlening voor de klant niet beter wordt op het moment dat er nog meer taxiâs aan het netwerk worden toegevoegd.
Lage switching costs
Wanneer een chauffeur aan de lokale reglementaire voorwaarden voldoet is de drempel om via de app te gaan rijden laag. Op het moment dat er in een stad een concurrerende app actief is, zie je dat chauffeurs massaal van de ene naar de andere app switchen. Ditzelfde geldt ook voor de klant. Na het installeren van de app en het aanmaken van een account is het heel eenvoudig om tussen de apps te switchen om te kijken welke app op dat moment voor jou het beste aanbod heeft. De merktrouwheid van gebruikers aan zowel de vraag- als aanbodzijde is extreem laag. Wanneer je dit combineert met de lokale netwerkeffecten zal je begrijpen dat er veel ruimte is voor lokale of nationale concurrenten. Natuurlijk hebben zij niet het voordeel van het schaalvoordeel van een internationaal opererende partij die daardoor extra veel kan investeren in de ontwikkeling van de technologie, maar de lokaal opererende partij kan wel eenvoudiger samenwerkingen aangaan met corporate klanten als ziekenhuizen en verzorgingshuizen. Daarnaast heeft de technologie van Uber een voorsprong bij de âon demandâ bestelling, terwijl veel bestellingen ook eenvoudig kunnen worden ingepland.
Nationale en institutionele context
De toegevoegde waarde van de app is ook sterk afhankelijk van de nationale context. Waar in de Verenigde Staten ruimte was om de wat wij kennen als âUber Popâ service op te schalen, werd deze dienst in Nederland en daarna in nagenoeg alle Europese landen verboden. Daarnaast hebben veel Europese landen een goed sluitend Openbaar Vervoer netwerk, waardoor de toegevoegde waarde van een dienst als Uber minder groot is.
Een van de paradepaardjes van Uber is het reputatie systeem dat moet garanderen dat je een betrouwbare chauffeur
achter het stuur hebt. Dit is van grote toegevoegde waarde in landen waar de overheid geen goede controlemechanismen heeft, maar in landen als Nederland is dit prima geregeld. En is het reputatie systeem eerder een geautomatiseerde HR-manager die de rotte appels automatisch verwijderd dan een substantiële verbetering van het systeem.
Hoewel Uber goede kaarten en niet te vergeten veel waardevolle data heeft om hier een belangrijke rol in te spelen zal het nog een flinke uitdaging worden om deze hernieuwde ambitie te realiseren. Waar het met taxiâs een gefragmenteerde markt binnenkwam en het voor de aanbieders een substantiĂ«le toegevoegde waarde kan bieden, zal het nu moeten gaan samenwerken met andere gevestigde en nieuwe spelers die een stuk sterker in hun schoenen staan en heel belangrijk: die niet hun klantcontact af zullen willen staan aan een derde partij. En als het Uber lukt om te komen waar het wil komen, dan is het nog de vraag of het voldoende schaal kan bereiken om het verdienmodel sluitend te krijgen, laat staan de beloofde ambities naar investeerders waar te maken. Wat dat betreft heeft Uber nog een lange weg te gaan en zou het zomaar kunnen gebeuren dat het grootse startup avontuur, omschreven door Adam Lashinsky in het boek âde wilde ritâ, eindigt in een deceptie.
“For years, the sharing economy was pitched as an altruistic form of capitalismâââan answer to consumption run amok. Why own your own car or power tools or copies of The Life-Changing Magic of Tidying Up if each sat idle for most of its life? The sharing economy would let strangers around the world maximize the utility of every possession to the benefit of all.”
Dit stuk is een aardige naĂŻeve klaagzang over de verbroken belofte van de ‘sharing economy’. Voor de duidelijkheid: waar in Nederland en Europa de deeleconomie ging over spullen. Om precies te zijn hier de definitie van collage Koen Frenken: ‘âhet fenomeen dat consumentenelkaartijdelijk gebruik laten maken van hun onderbenutte consumptiegoederen, eventueel tegen betalingâ. Ik heb het bijbehorende figuur onder dit bericht geplaatst. Gaat het over arbeid? Dan is het geen deel-, maar kluseconomie. Buiten Europa wordt alles meer op een hoop gegooid, vandaar dat in dit stuk ook de kluseconomie is meegenomen.
Wat in de definitie, en dit is voortschrijdend inzicht, ontbreekt is het woord platform. Oftewel: komt de transactie tot stand via een online platform. Want het artikel gaat puur over platform initiatieven. Wanneer je buiten de platformen om kijkt, dan zie je genoeg initiatieven in het domein van de commons opkomen, maar ook kleinschalige niet-platform initiatieven als de ruilboeken op NS stations, avonden waar babykleertjes worden geruild, etc.
Ik denk dat iedereen die zo hard geloofde in de belofte van de deeleconomie wat naĂŻef was of is. En is vergeten dat de verantwoordelijkheid om hier een succes van te maken niet alleen bij een platform, maar bij heel de maatschappij ligt. Zo wordt in het stuk de Amerikaanse Peerby variant aangehaald. Eerst was het ruilen, maar nu is het huren. Dat klinkt misschien als een verloochening van de basis, maar als je iets verder nadenkt is het een logische stap:
Ten eerste kost het bouwen en runnen van een platform geld. Als je als maatschappij vindt dat een platform bijdraagt aan de maatschappelijke doelstellingen, dan moet je ook bereid zijn om hier structureel in te investeren;
Betalen voor een dienst haalt ook drempels weg bij mensen. Ik ken platformen waar de vraag pas ging lopen op het moment dat de vraag er voor kon betalen;
Op zich is er natuurlijk niets mis met betalen. En zeker ook niet wanneer er een variant is: betalen of lenen. Oftewel: het sociale afkopen en gaan voor gemak of sociaal gedoe zonder betalen. Hoe meer keuze hier in, hoe beter het werkt;
En natuurlijk is het makkelijk om af te geven op de ‘kapitalistische’ platformen, maar ook met een verhuur model is het erg lastig om het model rond te krijgen.
Rond 2012 besloten de platformen SnappCar, Thuisafgehaald.nl, Konnektid, Peerby en Toogethr om een ‘branchevereniging’ op te richten: ShareNL. Al snel kwamen de oorspronkelijke oprichters er achter dat hun focus bij het uitbouwen van hun platform moet liggen en transformeerde deeleconomie ambassadeurs Harmen en Pieter ShareNL van een branchevereniging om naar een ‘kennisplatform’ voor de deeleconomie. Misschien is het interessant om, om een niet representatief beeld te krijgen, te kijken hoe het nu een jaar of zeven na de oprichting met de oorspronkelijke founding platforms, ik heb ze door de jaren allemaal meerdere keren gesproken, er aan toe is:
Thuisafgehaald: misschien wel de meest succesvolle van de 5. Via het platform hebben sinds de start 300.750 ontmoetingen plaats gevonden. Thuiskoks kookten in totaal 493.539 maaltijden. Indrukwekkende cijfers, zeker als je weet dat het businessmodel van Thuisafgehaald extreem lastig is. Ik heb dan ook diep respect van hoe het team het voor elkaar heeft gekregen en krijgt om de organisatie staande te houden. Maar ook Thuisafgehaald heeft het moeilijk en moest onlangs het team deels afbouwen;
Konnektid: een ‘skill sharing platform’ heeft vorig jaar na lange radiostilte zijn deuren gesloten. Het was een concept waar iedereen enthousiast over was, wat ook werkte, maar dat simpelweg zijn ambities niet waar heeft kunnen maken omdat het model erg lastig is. Zonde trouwens dat het platform niet is overgenomen of doorgezet door een bestaande partij;
Peerby: heeft na een succesvolle crowdfunding campagne zijn ambities bij moeten stellen en is met een klein team terug naar de basis gegaan. Lijkt nu een model te hebben gevonden dat a) werkt en b) schaalbaar is. Hier ook respect voor o.a. oprichter Daan die hard blijft werken om het toffe idee succesvol te maken;
Toogethr: een ‘rid
e sharing’ platform als BlaBlaCar. Is na een aantal jaren verkocht en heeft nu zijn peilen gericht op zakelijk autodelen. Dus: autodelen met collega’s. Een logische keuze: repeterende ritjes met sowieso een gedeelde eind of begin bestemming. Door de dienst binnen bedrijven aan te bieden hoeft er ook geen marge op transactie te worden gevraagd, maar betaald het bedrijf waarschijnlijk een abonnementsfee. Slimme en logische zet, zeker omdat in Nederland de afstanden die mensen reizen relatief kort zijn en ons OV netwerk goed en betrouwbaar.
Daarnaast: platformen verlagen transactiekosten, maar alsnog is er vaak een hoop gedoe. Je weet via een platform misschien wel dat iemand uit jouw buurt boek X heeft, je kunt hem gratis lenen, maar het is wel gedoe om een afspraak te plannen, terwijl het alternatief (kopen) heel eenvoudig is.Ook wordt er nog wel erg weinig creatief gedaan met de verdienmodellen. Zolang deze marge op transactie is, ben je ook als platform beperkt;
Ik zie deeleconomie (dus: spullen) ook als een (belangrijk!) tijdelijk iets en een opstapje naar een meer circulaire economie. Deeleconomie kan er zijn omdat we met zijn allen zo dom zijn geweest om heel inefficiënt veel te veel spullen die we veel te weinig gebruiken aan te schaffen. Nu er technologie is om dat beter te organiseren, zal ook de noodzaak (let op: ratio) vervallen om alles zelf te bezitten. En dan vooral de spullen die ons veel geld kosten of die veel in de weg staan. (Dit geldt overigens niet voor Thuisafgehaald: deze heeft een grote sociale impact en gaat niet zozeer om onderbenutte spullen).
De volgende stap is dat de producenten hun model aanpassen en niet gaan verdienen aan de herhalingsaankoop. Want het huidige verdienmodel voor producerende partijen is een prachtige stimulans om spullen te maken die snel kapot gaan en verdomd lastig te repareren zijn. Op het moment dat zij doorhebben dat mensen ook voor het gebruik willen betalen (as a service), dan gaat het past echt interessant worden. Kort gezegd: de deeleconomie is op veel vlakken meer een interessante en leerzame tussenfase dan een eindpunt. En als we dat nu eens met zijn allen gaan beseffen, dan scheelt dat weer een hoop berichten over de verbazing van een verbroken belofte die niemand ooit heeft uitgesproken. Behalve een verdwaalde marketeer.
Tot slot
Hier onder nog wat platformtrends voor 2019. De slide is uit een van de presentaties over platformeconomie die ik onlangs heb gegeven. Tip: zoek je een inspirerende spreker die jou en jouw (interne) doelgroep kan in introduceren in de platformeconomie en de impact op de sector waar jij werkzaam bent, dan weet je mij te vinden đ
Contact
Inspiratie opgedaan en advies of onderzoek nodig bij vraagstukken rondom de platformeconomie?
Neem gerust contact op via een reply op deze nieuwsbrief, via mail ([email protected]) of telefoon (06-50244596).
Bezoek ook mijn YouTube kanaal met ruim 400 interviews over de platformeconomie en mijn persoonlijke website waar ik regelmatig blogs deel over de platformeconomie.
Goedemorgen! Na een weekje voorjaarsvakantie komende week de laatste voorbereidingen voor mijn ‘nordic expedition’ welke komende zondag van start gaat. Zo’n 10 keer per jaar trek ik er op uit om in gesprek te gaan met betrokkenen in de platformeconomie. Op het programma volgende week staan de oprichters van 2 thuisschoonmaak platformen, de oprichter van een bijzonder gig platform, een vakbond en een vertegenwoordiger van de zweedse social services. Ik kan iedereen aanraden om dit ook regelmatig te doen. Met slim tickets en hotels/hostels boeken hoeft het niet de wereld te kosten en het levert altijd veel kennis en inspiratie op en is goed voor je internationale netwerk. Over twee weken lees je hoe het was. Ik zal van deze reis ook een podcast maken. Na 400 video’s nu een keer dus alleen audio, kijken hoe dat bevalt. Voor nu: fijne week!
In December 2018 werd al bekend dat de gesprekken tussen oa Airbnb en de Gemeente Amsterdam over een nieuwe samenwerking waren gestaakt. Deze week werd bekend dat er definitief geen deal komt tussen Amsterdam en de drie grootste platformen die vakantieverhuur faciliteren: Airbnb, Booking en Expedia.
Is dit erg? In dit bericht uit December 2018 zet ik de overwegingen vanuit de gemeenten en platformen uiteen en kom ik tot de conclusie dat geen nieuwe deal misschien wel een hele goede uitkomst is. Voor alle partijen. In dit bericht meldt ik ook dat Den Haag nu aan de beurt is. Ik verwacht dat vanuit daar een legal framework komt waar binnen de gemeenten zelf aan de knoppen kunnen draaien. Ik ben vooral benieuwd hoe de handhaving in de wet wordt vastgelegd, want dat was en is het grote probleem van Amsterdam.
2019 Zal dan ook voor de vakantieverhuur via platformen een belangrijk jaar worden. Ik kwam er toevallig achter dat Airbnb intussen is geswitched van een Amsterdams lobby bureau naar een bureau in Den Haag. In dezelfde straat als het ministerie waar de belangrijke beslissingen over dit onderwerp zullen worden genomen. Dat kan geen toeval zijn ;-).
“De halvering van het aantal dagen dat Amsterdammers hun woning via Airbnb mogen verhuren, verlaagt de impact op de huizenprijzen met minder dan de helft. Dat stellen economen van het ING Economisch Bureau in een nieuwe analyse.”
Interessant in dit bericht is dat er wordt gesteld dat de verlaging van 60 naar 30 dagen ‘de impact op de huizenprijzen met minder dan de helft’ heeft. Verderop wordt gezegd dat de inkomsten naar minder dan de helft dalen. Dat zijn twee compleet verschillende zaken. ING publiceerde in 2016 een rapport waarin het stelde dat dankzij Airbnb verhuur in Amsterdam woningeigenaren tot een ton hogere hypotheek konden krijgen.
Een quote uit het FD stuk destijds: “Volgens een ING-woordvoerder is het door ING Economisch Bureau ontvouwde scenario van prijsopdrijving meer dan alleen theoretische âspielereiâ. âOnze insteek bij dit onderzoek is inkomsten uit verhuur via Airbnb serieus te benaderen. Ervaring bij onze hypotheekverstrekkers is dat mensen veel minder dan zes jaar geleden de op basis van hun inkomen maximaal toegestane hypotheek lenen. Er is dus ruimte om een hogere hypotheek af te sluitenâ, aldus een woordvoerder van ING. Hij noemt als voorbeeld een kinderloos echtpaar dat een anderhalf keer hogere hypotheek mag afsluiten dan de hypotheek die ze nu hebben. âExtra inkomsten uit Airbnb kunnen mensen over de streep trekken om toch duurder te gaan wonen.â”
Ik stelde toen al dat dit een zwaar onverantwoordelijke uitspraak is van een hypotheekverstrekker, aangezien je een hypotheek doorgaans voor 30 jaar afsluit. Mogelijke inkomsten vanuit Airbnb verhuur meerekenen is dan heel gevaarlijk, je hebt geen zekerheid hoe de regelgeving, maar ook de prijzen en de vraag zich in een periode van 30 jaar zal ontwikkelen. De ontwikkelingen tussen 2016 en nu (o.a. halvering aantal dagen en wie weet wat er nog meer aan komt, zoals verplichte koppeling belastingdienst), dat is dus nog geen 3 jaar, onderstrepen dit.
Oftewel: wees verstandig en gebruik inkomsten vanuit vakantieverhuur om extra leuke dingen te doen, maar wordt er niet afhankelijk van.
“Ride-hailing companies Uber Technologies and Lyft will give some of their drivers a chance to participate in their initial public offerings, The Wall Street Journal reported Thursday.”
Zowel vanuit Uber als Lyft blijken er signalen te zijn dat bij de beursgang van Lyft en Uber dit jaar (als alles goed gaat natuurlijk…) chauffeurs met een goede staat van dienst (lees: veel ritjes gemaakt) mogelijk meedelen in de opbrengst in de vorm van cash of aandelen.
Een mooi gebaar natuurlijk, maar uiteindelijk zou het beter zijn als dit soort zaken in het DNA van platformen wordt geborgd. Dit is voor de platformen goed, aangezien zij dan een stabielere supply aan zich kunnen binden. Want dat is voor veel platformen nog een heel groot probleem: workers aan de supply kant aan zich binden.
Het probleem van veel platformen is dan ook de extreem lage ‘switching costs’ voor zowel vraag als aanbod. Iets dat Bas van de Haterd in zijn stuk ‘de coöperatie is het platform van de toekomst‘ ook aanhaalt. Ik durf dit zelfs nog een stap verder te trekken: wanneer platformen ook in de ‘reguliere’ arbeidsmarkt een grotere rol gaan spelen in het bijeen brengen van vraag en aanbod van werk, zullen zij ook de ‘switching costs’ op de arbeidsmarkt gaan verlagen. En werkgevers nog meer hun best moeten doen om relevant te zijn voor de werknemer, onafhankelijk van de vorm van het dienstverband. In discussies rondom platformen en arbeid ligt de focus nu nog voornamelijk op de aanbieder, maar misschien is het de werkgever die zich in de toekomst ook best eens achter zijn/haar oor mag gaan krabben en zich af mag vragen wat de impact van platformen op het werkgeverschap zal zijn…..
Over een anderhalve maand organiseer ik een workshop en roundtable over de ‘algoritme accountant’: een vertrouwde derde partij die matchmaking algoritmes van platformen op bepaalde variabelen controleert. De Gemeente Amsterdam en KPMG (zij komen beiden spreken op dit event) hebben afgelopen week in het FD de ambitie uitgesproken dat “geen enkel algoritme dat in de stad wordt gebruikt mag discrimineren, vals spelen of andere ongewenste beslissingen nemen.”. Op de achtergrond lopen al een aantal concrete experimenten.
Een zeer goede zaak, aangezien de gemeente cases heeft waar het concreet mee kan experimenteren. Daarnaast kan een gemeente ook dit soort voorwaarden meenemen in het beleid mbt alles wat zij zelf ontwikkelen, de partijen waar zij mee samenwerken en mogelijk zelfs onderdeel maken van de voorwaarden voor het verkrijgen van een vergunning.
Bij het laatste punt, waarbij de gemeente derde partijen kan dwingen om algoritmes te laten toetsen door een derde partij, ben ik erg benieuwd of dit ook juridisch af te dwingen is. Kijk maar naar de vele niet succesvolle pogingen van de gemeente om via de een of andere manier toegang te krijgen tot de data van Airbnb. Aan de andere kant wordt in dit artikel ook aangegeven dat bedrijven mogelijk hiervoor open staan, om zo niet de schijn tegen zich te krijgen. In het kader daarvan ook het bericht afgelopen week ‘Amsterdam en Uber gaan samenwerken in taskforce‘ interessant. Als ik bij het algoritme project betrokken zou zijn, dan zou ik er op aansturen om dit als eerste mooie publieke case op de kaart te zetten.
Interessant paper van de onderzoekers van het Oxford Internet Institute. Zoals vaker gezegd doen zij heel interessant onderzoek naar een vorm van kluseconomie die in de meeste discussies in Nederland zwaar onderbelicht is: de online kluseconomie. Dus: alle klussen waarbij vraag en aanbod elkaar niet fysiek ontmoeten en die op afstand worden gedaan.
Een aantal bevindingen:
Study finds outsourcing companies avoiding their labour responsibilities by presenting themselves as technology companies.
Workers based in the developing world but hired by clients in the Global North are at risk of being fired on the spot and have limited access to healthcare.
In addition, workers spend an average of 16 hours a week of their own time searching for jobs, training or waiting for work
However, despite clear âcommodificationâ of this workforce, informal local networks are being increasingly used by workers to re-outsource tasks among their own friends and family.
Omdat voor het aanbieden van werk het niet uitmaakt waar in de wereld jij je bevindt, is de competitie ook global. Als jij in een land woont met hoge lasten, dan ben je daarmee in het nadeel. Een quote uit het stuk: âWorkers from both rich and poor countries are now competing in the same border-spanning labour market. This is a situation that is creating downward pressure on wages and working conditions for workers in higher-wage countries.â.
De online kluseconomie is vanwege het internationale karakter een heel stuk lastiger te reguleren en het is ook erg lastig om, zeker bij de eenvoudige klussen, te zorgen voor goede werkomstandigheden. Daarnaast is een uurloon van zeg 5 euro per uur voor een aanbieder uit Nederland zwaar ondermaats, terwijl iemand die in India woont daar waarschijnlijk meer dan prima van kan leven.
Interessant is ook onderstaande tabel met meest gangbare online gig economy werkzaamheden:
Op 29 maart doe ik een bijdrage op het ‘festival voor modern werkenden’. Â Tijdens het festival vinden er workshops en ontmoetingen plaats over moderne vormen van welzijn en welvaart. Ik word tijdens het festival op het podium door Martijn Aslander en Roos Wouters geĂŻnterviewd en ik geef daarna ook nog zelf een presentatie over werken in de platformeconomie en deel gedachten over hoe platformen kunnen bijdragen aan een meer inclusieve arbeidsmarkt. Aanmelden kan via een link op de pagina.
Contact
Inspiratie opgedaan en advies of onderzoek nodig bij vraagstukken rondom de platformeconomie?
Neem gerust contact op via een reply op deze nieuwsbrief, via mail ([email protected]) of telefoon (06-50244596).
Bezoek ook mijn YouTube kanaal met ruim 400 interviews over de platformeconomie en mijn persoonlijke website waar ik regelmatig blogs deel over de platformeconomie.
Goedemorgen! Afgelopen week weer met veel stakeholders in de platformeconomie in gesprek geweest en het programma voor de drie workshops over de in mijn ogen drie meest onduidelijke issues in de platformeconomie rondgemaakt. Gaan mooie sessies worden. Ook aan een interessant debat over de platformeconomie deelgenomen, waar het mij opviel dat voor veel mensen platformwerk synoniem staat voor slecht betaald, freelance en kwetsbaar werk. Waar de huidige situatie in de markt (hoe zijn de maaltijdbezorgers die bij de restaurants in dienst zijn er aan toe?) niet in de discussie wordt meegenomen. Wat dat betreft hebben de huidige boegbeelden de reputatie, potentie en diversiteit van de kluseconomie nog niet veel goed gedaan. Tijd om daar verandering in te brengen. Ook werd mijn blog over vakbonden en platformen op een internationaal tech platform gepubliceerd en verscheen vanmorgen een nieuwe blog ‘de coöperatie als vakbond 2.0’. Ik vermaak mij wel đ Fijne week!
In dit artikel pleitten arbeidsrechtadvocaten Jaap van Slooten en Jorinde Holscher voor de introductie van de werkerscoöperatie. Een vehikel dat, in lijn met eerdere berichtgeving van de Autoriteit Consument & Markt (ACM), zzp platformwerkers moet helpen collectieve (tarief)afspraken te maken met de platformen waar zij voor werken. Een mooi concept dat ik ook in een eerdere blog heb behandeld, maar naar mijn smaak mist het een flinke scheut ambitie. Hier onder, maar ook in het vandaag verschenen stuk op Zipconomy, leg ik uit waarom.
Het coöperatieve model is van oudsher een rechtsvorm dat groepen aanbieders verenigd en laat profiteren van collectieve schaalvoordelen. In een tijd van gevoel van onmacht tegen machtige platformbedrijven, passeert het coöperatieve gedachtegoed regelmatig de revue.
Een voorbeeld van een platformcoöperatie dicht bij huis is het van oorsprong Belgische coöperatie SMart, wat als missie heeft om de leden (freelancers) toe te laten hun economische activiteit te ontwikkelen binnen een veilig kader. Een meer nuchtere Nederlandse versie zou SMart als een payroll of administratieve coöperatie voor freelancers omschrijven. Bij de coöperatie zijn naar eigen zegge 85.000 freelancers aangesloten. SMart bedient van oorsprong vooral artiesten en kunstenaars: de drempel om in België als freelancer aan de slag te gaan is een stuk hoger dan die in Nederland.
Toen Deliveroo en de Belgische equivalent Take Eat Easy op de markt kwamen, heeft SMart de rol van wat van Slooten en Holscher omschrijven als de werkerscoöperatie op zich genomen. Naast de administratieve afhandelingen ontpopte SMart zich als een vakbond en dwong collectieve afspraken voor de maaltijdbezorgers met de twee platformen af. Zo kregen bezorgers per dienst minimaal 3 uur uitbetaald, fietslampjes en een helm en een bijdrage voor het gebruik van de smartphone en fiets. Toen Take Eat Easy failliet ging betaalde SMart uit een eigen waarborgfonds de resterende 340.000 euro aan achterstallige betalingen uit.
De coöperatie als vakbond
In bovenstaande casus zou je kunnen stellen dat SMart als administratieve coöperatie de rol van vakbond op zich heeft genomen. Niet door contributie te innen, maar door relevante dienstverlening aan haar leden aan te bieden en hier een verdienmodel aan vast te koppelen. De vakbond als werkgever, dat klinkt zo gek nog niet. Dat zou een vakbond als muziek in de oren moeten klinken.
Dit inzicht zet de afwijzende reactie van FNV Zelfstandig op het idee van van Slooten en Holscher in een ander daglicht. De werkerscoöperatie is in potentie een directe concurrent van de traditionele vakbond. De Zweedse onderzoeker Fredrik Söderqvist van vakbond Unionen waarschuwt vakbonden al langer dat wanneer zij online platformen niet adopteren, de workers hun eigen vakbond zullen starten.
Een abrupt einde
Toen de Belgische regering in 2017 een fiscaal aantrekkelijk kader optuigde voor platformbedrijven besloot Deliveroo om de samenwerking met SMart stop te zetten. Dit laat ook de kwetsbaarheid van het model van van Slooten en Holscher zien. Hoewel de werkerscoöperatie de krachten van een zwerm aanbieders op een platform bundelt, blijft er een afhankelijkheidsrelatie bestaan tussen de coöperatie en het platform. Een pure platformcoöperatie waar de leden ook daadwerkelijk eigenaar en bestuurder zijn van het platform is dan ook een veiligere optie. En mits goed uitgevoerd de nachtmerrie óf kans voor een vakbond 2.0.
In de Volkskrant van vorige week een artikel van 4 Deliveroo koeriers die het podium pakken en zeggen: FNV, bemoei je er niet mee. Twee dagen later verscheen het lezenswaardige column “iedereen heeft het recht zich te laten uitknijpen”.
Natuurlijk kun je een hoop vinden van beide stukken, maar de stukken analyserend kom ik op het volgende uit:
Er is hier duidelijk een probleem van het gat tussen individuele en collectieve / maatschappelijke belangen. De heren vinden dat ze zelf hun boontjes wel kunnen doppen, maar wanneer er iets mis gaat, dan is het uiteindelijk de maatschappij die voor de kosten opdraait. En daar ligt natuurlijk de kern van het probleem van heel het debat. En daar ligt een belangrijke opdracht voor de politiek om hier duidelijkheid in te scheppen. Soms moet je minder populaire beslissingen nemen voor een kleine groep, ten goede van het collectief. Dat is ook wat er in Amsterdam gebeurt met Airbnb. De ontwikkelingen zijn nadelig voor een kleine groep stakeholders, maar (als het goed is) goed voor de (leefbaarheid van de) stad.
Mooi voorbeeld van een ‘sociaal’ kluseconomie platform in de UK, welke mede is gefinancierd door een lokale vakbond.
Het platform heeft een aantal kenmerken:
Het is puur bedoeld voor incidentele klusjes: als een opdrachtgever jou drie keer via het platform inhuurt, dan geef het platform aan dat je deze persoon zelf in dienst moet nemen. Het is natuurlijk de vraag of dit dan ook gebeurt. De aanbieders zijn freelancers en kunnen dus prima buiten het platform om factureren. Of het gaat zwart;
Er is geen vergoeding voor de aanbieder, alleen voor de klant. Deze betaalt een vaste prijs per klus, ongeacht het aantal uren of het tarief. FNV Horeca en Temper hebben overigens ook afgesproken dat bij Temper alleen de klant en niet de aanbieder betaald. Bij uitzendwerk is dit overigens standaard: het is verbonden om geld in te houden van de aanbieder;
Er is een minimum tarief (wat bij meer platformen gangbaar is);
De data is door de gebruiker te downloaden (de vraag is natuurlijk wat je er aan hebt en wij in Europa hebben natuurlijk GDPR);
Er is geen algoritme;
Het richt zich op een doelgroep waar een paar tientjes extra in de week een groot verschil kan maken.
Hoewel het een mooi initiatief is, is het natuurlijk de vraag de ‘sociale’ claim van het platform gerechtvaardigd is. De aanbieder is freelancer, heeft geen verzekering, bouwt niets op en hoewel het voor de doelgroep waar het zich op richt een mooie oplossing biedt, zie ik eigenlijk verder geen verschil met andere ‘commerciĂ«le’ platformen. Op zich natuurlijk niets mis mee, maar wel goed om hier duidelijk over te zijn.
Vorige week berichtte ik nog over een nieuwe wet in India die platformen (marktplaatsen) waar aanbieders hun spullen verkopen, maar waar het platform ook zelf aanbieder is aanspreekt op hun verantwoordelijkheid.
Ook in Oostenrijk zijn de mededingingsautoriteiten een onderzoek naar Amazon gestart en in dezelfde lijn kwam vorige week dit bericht voorbij: “Partners die via platformen als bol.com of Amazon hun waar verkopen, worden in de toekomst beter beschermd. Dat heeft de Europese Commissie bepaald.”
Onderdeel van deze nieuwe wet is dat accounts niet zonder opgaaf van reden mogen worden verwijderd, dat veranderingen in de algemene voorwaarden minimaal 15 dagen vooraf moeten worden bekendgemaakt en moeten platformen transparanter zijn over ‘hoe zij goederen en diensten rangschikken’ op hun website.
In het bericht op de website van de commissie staat niet specifiek dat dit ook van toepassing is op de collaborative economy, de term die in Brussel wordt gebruikt voor de deel- en kluseconomie. Het stuk lezende lijkt het niet zo te zijn, maar helemaal zeker ben ik er niet van. Ook omdat platformen zich graag als e-commerce platform positioneren, hoewel de rechter daar regelmatig anders over denkt.
Mooie ontwikkelingen dus, al ben ik wel heel benieuwd hoe de handhaving hiervan er uit gaat zien. Zeker met het enorm aantal platforms dat er is en dat er nog aan zit te komen. Daarvoor zullen standaarden moeten worden gecreĂ«erd en manieren om dit automatisch te kunnen monitoren. Een mooie, interessante en vooral ook relevante uitdaging. Ik ga ‘m volgen.
“German carmakers Daimler and BMW unveiled a joint ride-hailing, parking and electric car charging business on Friday to compete with mobility services provided by Uber and other tech firms.”
Mooi om te zien hoe twee bedrijven die voorheen grote concurrent van elkaar waren elkaar nu opzoeken om samen een antwoord te vinden (en hopelijk te bieden) voor de uitdagingen en kansen van deze tijd. En natuurlijk kun je vinden dat 1 miljard dan een schijntje is, Uber die verbrandt dat in een kwartaal, maar als je verder leest dan zie je a) dat er veel meer gebeurt en b) je hebt het hier over bedrijven met bestaande assets die kunnen worden ingezet en die al winstgevend zijn.
Tweet van de week
Vorige week ging ik in Utrecht met Jitse Groen, Marieke Blom, Yorick Bleijenberg en Agnes Jongerius in debat tijdens het event ‘Pizza & de platformeconomie: Wie krijgt het grootste stuk?’. Het was een interessante avond, maar wat mij opviel (en ik had het ook wel een beetje kunnen weten kijkend naar de titel van het event en met een de oprichter van Thuisbezorgd en een UberEats/Deliveroo koerier in het panel) was dat de discussie vooral bleef hangen bij de laagbetaalde, kwetsbare en ook veelal als bijbaan uitgevoerde klussen. Met, niet verrassend, de nadruk op maaltijdbezorgers. En de discussie veel ging over de platformen die hun aanbieders als freelancer classificeren en Thuisbezorgd die dit niet doet (voor 3 procent van hun deliveries).
Nadeel van dit soort discussies is dat platformwerk gelijk wordt gesteld aan werk dat wordt uitgevoerd door een kwetsbare groep slechtbetaalde freelancers die volgens velen eigenlijk gewoon in dienst moeten. En toen ik riep dat platformen in iedere sector een rol gaan spelen dit gelijk als slecht nieuws werd gezien. En dat is zonde. En dat was dan voor mij ook de aanleiding om bovenstaande tweet te versturen. Omdat ten eerste platformwerk niet automatisch ‘slecht’ werk is. Verre van. Werk in de platformeconomie kent vele vormen. Vormen waar de platformisering een bedreiging voor is en vormen waar de platformisering een grote unieke kans is. Uiteindelijk is het dan ook een verantwoordelijkheid voor alle stakeholders om het goede te koesteren en uit te nutten en het ongewenste te bestrijden. En om de balans tussen individu en maatschappij scherp te houden.
Ter ere van het 100-jarig jubileum van Van Spaendonck werd ik geĂŻnterviewd over mijn expeditie in de platformeconomie. Het stuk verschijnt later ook nog in een magazine, maar is nu al online terug te lezen.
Mijn blog over platformen en vakbonden verscheen afgelopen weekend op het internationale tech platform The Next Web.
Contact
Inspiratie opgedaan en advies of onderzoek nodig bij vraagstukken rondom de platformeconomie?
Neem gerust contact op via een reply op deze nieuwsbrief, via mail ([email protected]) of telefoon (06-50244596).
Bezoek ook mijn YouTube kanaal met ruim 400 interviews over de platformeconomie en mijn persoonlijke website waar ik regelmatig blogs deel over de platformeconomie.
Afgelopen week heb ik een nieuwe mini expeditie aangekondigd: in maart reis ik af naar Denemarken en Zweden voor interviews over samenwerkingen tussen platformen en vakbonden. Ik ga onder andere in gesprek met de oprichters van het Deense platform Hilfr, zij waren het eerste platform ter wereld dat een collective agreement afsloot met een vakbond. Afgelopen week ook naar een interessante bijeenkomst van de Datavakbond geweest, erg benieuwd hoe dit zich zal gaan ontwikkelen.
Komende donderdag ga ik in Utrecht met o.a. Jitse Groen (TakeAway), Marieke Blom (ING), Gijs van Dijk (PvdA) en Yorick Bleijenberg (Maaltijdbezorger en voormalig skydive maatje) in debat bij het event ‘Pizza & de platformeconomie: Wie krijgt het grootste stuk?‘. Er is nog plek, dus wees welkom. Voor nu: fijne week!
Dit interessante draadje kwam op Twitter voorbij: “The rule responds to a problem that merchants selling on Amazon routinely face: Amazon will spot their best-selling products and then produce an Amazon-branded version, demoting them in search listings and eating their sales”
Platformen kunnen uit de data die zij verzamelen opmaken welke producten goed lopen, om vervolgens een eigen versie op de markt te brengen. In India is nu een wet aangenomen die dit moet voorkomen. Je zou kunnen zeggen dat een marktplaats als Amazon misbruik maakt van de data macht die zij hebben, waardoor kleine aanbieders worden benadeeld.
Dat dit invloed heeft op de macht van een platform is duidelijk, maar waar ligt de grens tussen gebruik en misbruik? Zo nam het liftplatform BlaBlaCar onlangs een busmaatschappij over om op populaire trajecten eigen bussen in te kunnen zetten. En heeft iedere supermarkt van populaire producten ook eigen varianten: het huismerk.
Ik vind, even hardop denkend en ongehinderd door te veel juridische kennis, dat het belangrijk is om de twee volgende punten in gedachte te houden:
Krijgen beide producten eerlijke kansen? > Waarschijnlijk kan Amazon producten goedkoper in bulk produceren en leven van lagere marges dan de originele aanbieder, maar krijgen beide producten dezelfde kans in de presentatie naar de klant? In een supermarkt staan beide producten nog in het schap en kan de supermarkt spelen met aandacht door het product op een andere hoogte te plaatsen. Maar een marktplaats kan in de algoritmes opnemen dat het product niet of slecht vindbaar is;
Daarnaast moet het platform ook het lange termijn eigenbelang in de gaten houden. Wanneer Amazon bekend komt te staan van het pikken van de krenten uit de pap, zullen aanbieders ook meer terughoudend worden om aanbod op het platform te plaatsen en te investeren in marketing en innovatie van dit product. Want waarom risico lopen als je weet dat op het moment dat het een succes wordt je door het platform buitenspel wordt gezet? De aanbieders op Amazon in dit verhaal betalen als het ware voor de productverkenning van het platform en ik kan mij niet voorstellen dat dit bijdraagt aan een goede lange termijn relatie en succes van het platform.
Het gebruik van Airbnb groeit, maar de aangiften van inkomsten uit Airbnb verhuur blijven achter. “Vorig jaar meldde Airbnb dat er in 2017 meer dan 31.000 verhuurders actief waren in Nederland. Van al die verhuurders deden er ongeveer achtduizend aangifte van de verhuur van een eigen woning.”
Vakantieverhuur is natuurlijk niet nieuw en ging in het verleden procentueel gezien waarschijnlijk veel vaker zwart, maar platformen als Airbnb hebben wel de drempels voor vraag en aanbod drastisch verlaagd (en er een mooie berg marketing tegenaan gegooid), waardoor de markt enorm is gegroeid. Het platform zou dan ook de plek moeten kunnen zijn waar de Belastingdienst mee profiteert van de schaalvoordelen van het platform. Oftewel: via een API automatisch verhuurdata doorgeven aan de Belastingdienst. Moeilijker moeten we het niet maken.
Platformen verlagen transactiekosten en lossen informatie assymmetrie op. Naast de sectoren arbeid (bemiddeling) en mobiliteit is de sector transport er eentje waar nog veel winst te behalen valt. Een markt met veel verschillende partijen aan de vraag en aanbod kant en veel offline bureaucratische procedures.
Mooi voorbeeld van een platform die hier succesvol in is, is Sprout startup van het jaar Shypple: “Shypple noemt zich ook wel âde Booking van de zeevaartâ. Het b2b-bedrijf biedt een platform waarop klanten direct verschepingen van vrachten kunnen boeken. Ook kunnen ze er hun geboekte vrachten op managen. Ze hoeven daarvoor niet meer naar trage expediteurs te gaan, die vaak uren spenderen aan het opstellen van een offerte.”
Een van de podcast die ik regelmatig luister is die van Fast Moving Targets. Een absolute aanrader! Erwin en Roeland interviewen met grote regelmaat platform ondernemers. Twee (willekeurige) interessante afleveringen:
In dit artikel komen een paar interessante ontwikkelingen naar voren. Instacart is een app waarmee je boodschappen kunt laten bezorgen en waar anderen voor jou boodschappen kunnen doen en die vervolgens bij jou bezorgen. En daarmee dus onderdeel van de kluseconomie.
Instacart heeft een minimum uurloon, maar het bleek dat de fooien die klanten aan de bezorgers gaven werden gebruikt om het tekort van het van dat uur verdiende bedrag aan te vullen tot het minimum uurtarief. Instacart heeft beloofd dit aan te zullen passen. Andere bedrijven als Amazon hebben een zelfde ‘strategie’, maar zijn niet van plan dit aan te passen.
Ik roep het al een tijdje: in de kluseconomie sourcen bedrijven hun HR uit naar de gebruikers. Door de review scores worden zowel aanbieder als klant beoordeeld en hiermee filter je relatief eenvoudig de rotte appels er uit. Daarnaast stuurt het algoritme en de app het gedrag van de gebruikers. In dit stuk komen ze daar ook op: âThe workers themselves, and the organizing groups that are working with them, are operating as HR departments as well.â. In dit stuk gaan ze alleen nog iets verder. Gebruikers van de apps als Instacart en Uber ontdekken ook veel fouten in de app en algoritmes, welke ze vervolgens in groepen bespreken en melden aan het bedrijf. Zowel de rekening van de fouten als de rekening van het uitzoeken hiervan ligt over het algemeen bij de gebruikers.
Het artikel begint met de volgende zin: “Companies like Instacart, DoorDash, and Uber rely on workers to report problems with the app, creating an opening for both regulators and the public to criticize them.” Wat ze zeggen is dat doordat de aanbieders de fouten uit het systeem vissen, zij ook goed doorhebben wat er mis is en gaat (een screenshot is zo gemaakt), wat weer een kans is voor beleidsmakers en de publieke opinie om druk uit te oefenen op de app. Wat mij ook opvalt in dit stuk is hoe veel passages er zijn van groepen aanbieders die zich hebben verenigd om bijvoorbeeld een minimumloon af te dwingen. Hier liggen interessante kansen, mits de vertegenwoordigende partij de vinger op de zere plek van degenen waar het over gaat kan leggen. Oftewel: zijn relevantie kan bewijzen. En dat klinkt makkelijker dan dat het is.
“De Zweedse meubelgigant IKEA doet onderzoek naar een verkoopplatform waarbij ook concurrenten meubels kunnen aanbieden, zegt Inter IKEA-topman Torbjorn Loof in een interview met Financial Times.”
IKEA kijkt dus ook naar de platformeconomie. Wat ze kunnen doen is een eigen platform starten en gebruik maken van hun sterke merk om het platform vervolgens open te stellen voor andere aanbieders. Of ze gaan simpelweg hun meubels via bestaande platformen verkopen, iets dat een logische maar niet heel spannende stap is.
Ook in dit stuk: “Eerder kondigde de meubelgigant aan te experimenteren met het verhuren en leasen van meubilair. Ook experimenteert het bedrijf met winkels in het centrum van steden en het aanbieden van een meubelmontageservice.” Je kunt vinden van de experimenten wat je wilt, ik was zelf ook kritisch op het verhuur (lees: lease) experiment voor studenten en dan vooral op de duurzame claim, maar het is wel interessant hoe een groot bedrijf als IKEA op zoek is naar hun plek in het ecosysteem van de toekomst.
Het probleem wat ik vaak heb bij tech optimisten die zeggen dat technologie onze problemen wel op zullen lossen is dat zij hiermee de verantwoordelijkheid van het nu loslaten. En in hun optimistische (je zou ook kunnen zeggen: naĂŻeve) planning alleen de technologische, maar niet de menselijke en maatschappelijke variabelen meenemen. Als we de tech optimisten hadden mogen geloven dan hadden we allemaal al vijf jaar geleden massaal in de autonoom zelfrijdende auto rondgereden.
Belangrijk aan de twee laatste punten vindt ik dat het benadrukt dat we als maatschappij een rol (en plicht) hebben in de manier waarop technologie ons leven verrijkt (of verpest). Dat is een verantwoordelijkheid die genomen moet worden, daar van weg lopen is onverantwoord. Voor de overheid ligt hier een heel belangrijke rol, een rol waarvan ik in gesprekken merk die nog zwaar wordt onderschat.
In het kader van ‘niet alles blind aan de markt overlaten’ ook dit bericht van Amazon afgelopen week: “Amazon made an $11.2bn profit in 2018 but paid no federal tax“. Onv
erantwoord dat een bedrijf die zo leunt op publiek gefinancierde infrastructuur (is natuurlijk een logistiek bedrijf, afhankelijk van internet, etc.) daar zo mee om gaat. En is Amazon de enige? Natuurlijk niet. Maar dat er meer kandidaten zijn betekent niet dat het prima is dat ze er mee weg komen.
Naar aanleiding van het FD stuk ook maar het (e)boek van Mariana Mazzucato ‘De waarde van alles’ gekocht. Geen zin om het boek te kopen, maar toch geĂŻnteresseerd in haar verhaal? Check dan hier haar 15 minuten durende TED talk. Aanrader, zeker voor wie er van overtuigd is dat overheid een saaie bende is waar iedere euro die daar naar toe gaat er eentje te veel is.
Komende donderdag neem ik deel in een panel discussie georganiseerd door PvdA Europa over platformwerk. Wees welkom! Inschrijven kan via deze link. Het programma:
“Een schoonmaker via Helping, een taxi via Uber en nooit meer koken dankzij Deliveroo. Uber-handig allemaal, maar vaak onzeker voor de platformwerker. De risicoâs in de platformeconomie gaan verder dan alleen haar werknemers. Na een reeks ongelukken met Uber-chauffeurs, waarvan zelfs vier met een dodelijke afloop. Bij wie ligt aansprakelijkheid en hebben alle platformwerkers sociale zekerheid?
EuroparlementariĂ«r Agnes Jongerius (PvdA) gaat hierover in gesprek met Jitse Groen (oprichter van Thuisbezorgd.nl), Marieke Blom (hoofdeconoom van ING), Martijn Arets (expert platformeconomie), Yorick Bleijenberg (maaltijdbezorger) en Gijs van Dijk (Tweede Kamerlid).”
De korte versie van de eerder verschenen blog op Zipconomy publiceerde ik afgelopen week op Management Impact.
Contact
Inspiratie opgedaan en advies of onderzoek nodig bij vraagstukken rondom de platformeconomie?
Neem gerust contact op via een reply op deze nieuwsbrief, via mail ([email protected]) of telefoon (06-50244596).
Bezoek ook mijn YouTube kanaal met ruim 400 interviews over de platformeconomie en mijn persoonlijke website waar ik regelmatig blogs deel over de platformeconomie.
Transparantie in matching algoritmes middels de algoritme accountant;
Flexibiliteit, zekerheid en collectiviteit voor de aanbieder in de kluseconomie;
Hoe portabiliteit van reputatie data kan bijdragen aan een inclusieve kluseconomie.
De workshops vinden in april, mei en juni plaats bij Seats2Meet in Utrecht. Binnenkort komt er het e.e.a. online te staan. Ben je van mening dat je voor een van de 3 workshops waarde kunt toevoegen en mĂłet worden uitgenodigd, stuur dan een reply op deze mail.
Ook deze week weer 5 mooie stukken verzameld en voorzien van mijn duiding en commentaar. Fijne week!
Ik noemde het al eerder: 2019 wordt het jaar van de corporate gig platforms. Het ING rapport van vorig jaar mei dat voorspelt dan over 10 jaar tussen de 20 en 70 procent van de uitzendmarkt via platformen gaat lopen heeft daar een mooie bijdrage aan geleverd ;-).
Maar het is niet alleen de markt van intermediairs die we nu kennen waar kansen liggen voor platformen. Juist ook kennis en project organisaties kunnen a) hun eigen flexibele schil (maar ook hun vaste krachten) via platformen organiseren en b) via platformen intappen op een groep (internationale) experts die zich anders niet aan hun organisatie zouden willen binden. Een voorbeeld van zo’n platform is Toptal.com, dat zich profileert als ‘hire the top 3% of Freelance talent’. Internationaal uiteraard.
Platformen als Toptal empoweren top professionals om meer werk te krijgen en beter te verdienen. Toptal is dan ook het andere uiterste van het spectrum van de kluseconomie. Waar aan de ene kant de kwetsbare ‘voor jou 10 anderen’ aanbieder zit (met als extreem voorbeeld Amazon Mechanical Turk als ultiem horror scenario), zit aan de andere kant een groep high skilled worker die via platformen flexibeler kan werken, een internationaal publiek kan bereiken en onder de streep waarschijnlijk meer kan verdienen.
En de aanleiding voor dit stuk? Dat was het bericht van EY een eigen ‘gig’ platform is gestart. Ik heb er snel even naar gekeken:
“GigNow is a talent marketplace that matches contract workers with gigs at iconic organizations around the world. We make it simple to find the projects you love. We give you the flexibility and choice to control your career.” > de positionering gaat dus uit van een beperkt aantal klanten (ik vermoed van EY) waar je als outsider via EY aan de slag kunt gaan. Een redelijk eenzijdige benadering;
‘6 months average gig’. Het gaat dus niet zozeer om klusjes, maar om de wat meer langlopende klussen;
je kunt je interesse kenbaar maken voor een klus, maar er is nog steeds een ‘human’ recruiter die het proces begeleidt.
En die toekomst zou kunnen zijn: dat corporates (klanten van intermediairs) zelf platformen gaan bouwen om talent aan zich te binden en daarmee direct concurreren met traditionele intermediairs. En dat is een interessante ontwikkeling…..
“De ruim 1.000 deelsteps van Lime zijn overal. Veel minder zichtbaar zijn de mensen die âs avonds beginnen aan een dolle jacht op zoveel mogelijk steps en enkele tientallen euroâs.”
In dit artikel wordt mooi omschreven hoe een avond van de ‘Juicers’ er uit ziet. Dit zijn de ‘watchers’ van concurrent Lime. In dit stuk worden worden een paar minpunten zichtbaar.
Ten eerste even praktisch voor de Hunter/Juicer zelf. Zij zijn afhankelijk van het tarief dat de aanbieder van de steps. Daarnaast kan de aanbieder van de een of andere dag besluiten het model om te gooien, wat direct impact heeft op de inkomsten van de juicer. Is dit erg? Op zich niet, zolang maar duidelijk is dat dit een leuk bijbaantje is. Wel een bijbaantje waarvoor het handig is om een rijbewijs te hebben, want in een auto kun je meer serieuze aantallen vervoeren en dus…. serieuzer geld verdienen.
Ook bij Uber in Amsterdam, waarbij het bedrijf probeert chauffeurs te sturen via deze technieken is er discussie. ‘Chasing the surge’ is een uitdrukking om snel naar gebieden te rijden waar de opbrengsten het hoogst zijn. Iets dat ongewenst rijgedrag (wie het eerst komt…), maar ook iets dat maatschappelijk (rondscheurende auto’s en volle straten) nadelen kent. Over de technieken die Uber gebruikt om chauffeurs te overtuigen nog wat langer te rijden liggen na een aantal ernstige ongelukken in Amsterdam onder vuur.
Bij het lezen van dit stuk over de Juicers van Lime kreeg ik een zelfde gevoel. Zelfs een onervaren Juicer als de journalist betrapte zichzelf op onverantwoord gedrag in het verkeer tijdens het spelen van het ‘spel’. Ik denk dat het een kwestie van tijd is voordat er iets mis gaat.
Al met al is het belangrijk om een maatschappelijk debat te starten over de verantwoordelijkheid van dit ‘real life gamification’ methodes. Want hoe waanzinnig interessant en uitdagend de spellen ook kunnen zijn: er moet ook verantwoordelijkheid worden genomen voor dit soort activiteiten die een directe impact hebben in de ‘offline’ wereld.
“Uber Technologies Inc. is more than just ride-hailing. Thatâs a key part of the pitch itâs making to investors as the company prepares for an initial public offering this year. In fact, some of Uberâs new lines of business may actively dissuade people from calling one of its cars.”
Ik ben niet al te optimistisch. Hoewel de ambities van Uber groots zijn, zie je dat ze telkens weer initiatieven starten die:
nieuw zijn: steden zijn er nog niet op ingericht. Regelgeving ook niet. Dat is een risico en kost tijd. En even los van dat steden en regelgeving nog niet klaar zijn voor deze initiatieven: ook strategisch is het nog een zoektocht;
lokale netwerk effecten hebben, dus kostbaar om te schalen;
steeds vaker al een (lokale) partij hebben die met veel geld in de markt zit. Een van de voorwaarden voor een markt waar een platform succesvol kan zijn is dat het in een gefragmenteerde markt stapt, dat lukt steeds minder, dus: meer risico.
Het is duidelijk dat Uber nog heel wat geld nodig heeft voordat het het model op orde heeft. De vraag is: krijgen ze het voor elkaar om tot dat punt te komen? De beursgang lijkt daarmee dan ook broodnodig om een kans te maken op lange termijn. De auteur van deze blog sluit zijn stuk dan ook toepasselijk af:
“Still, bike trips are much cheaper than car rides, and Uberâs path to diversification promises to be an expensive one. As the company dabbles in an increasingly wide array of businesses, itâs spending quickly. Uber lost $1.1 billion in the third quarter of last year alone. Itâs now in the phase of “building mind share and changing behaviors,â Sundararajan said, âand that is frequently accompanied by losing money.â
“The courier company Hermes is to offer drivers guaranteed minimum wages and holiday pay in the first UK deal to provide trade union recognition for gig economy workers.
Under the agreement with the GMB union, Hermesâ 15,000 drivers will continue to be self-employed but can opt into contracts with better rights.”
Is dit goed nieuws voor Nederlandse freelance platform werkers? Ik ben geen jurist, maar voor wat ik er van weet niet. Waarom? Omdat de ‘worker’ categorie in de UK een tussencategorie is. Je bent freelancer, maar je hebt toch recht op bepaalde zekerheden, vakantiegeld, etc. En die categorie hebben we in Nederland niet. Moeten we in Nederland dan ook niet gewoon zo’n derde categorie invoeren? Iedereen die ik daar over hebt gehoord die zegt heel hard ‘nee’. Waarom? Omdat dan misschien een aantal precaire freelancers er op vooruit gaat, maar gelijk zal een hele grote groep precaire werkenden uit de eerste categorie naar de tweede (tussen) categorie worden gedumpt. En daar wordt onder de streep de maatschappij niet beter van. Daarnaast: een derde categorie is weer een patch op een systeem dat eigenlijk rigoureus moet worden herzien. Het invoeren van een tussencategorie is weer een excuus om daar niet aan te hoeven beginnen.
“Automation has turned criminal background checks into pass-fail mechanisms, but advocates say simple algorithms canât capture the complexity of records.”
Algoritmes waarvan de uitkomst bepaalt of we wel of niet een lening, een huis, opleiding, uitkering en meer krijgen. Het is nu al werkelijkheid en zal in de toekomst alleen maar meer voorkomen.
In dit artikel een interessant en lang verhaal van een case van iemand die werd geweigerd als huurder van een appartement en vervolgens van het kastje naar de muur werd gestuurd.
Hoewel ik verwacht dat dit in de (nabije) toekomst alleen maar meer en meer zal gebeuren, denk ik dat het daarom ook nu belangrijk is om een goede discussie te hebben over wat basis afspraken en gedragsregels. Zo moet het duidelijk zijn waar je terecht kan wanneer je het niet eens bent met de ‘uitspraak’. In dit stuk: “If the company flags your application, and you believe itâs relying on inaccurate information, CoreLogic offers a helpline to call. The company says it will conduct a reinvestigation that will be completed within 30 days, and if any errors are found, will fix the issues.” 30 Dagen. Dat is lang. Daarnaast: het is ook de slager die zijn eigen vlees keurt. Het is dan ook de vraag wie verantwoordelijk moet zijn in dit soort zaken. Nu lijkt het meer dat je schuldig bent tot het tegendeel is bewezen. Maar ook: gaan we blind varen op uitkomsten van algoritmes waarvan we niet weten wat de bron van de data is en welk
e variabelen zijn meegenomen? Wederom: geen wenselijk scenario. Tijd dus voor een goed debat….
Afgelopen week publiceerde ik een lange blog waarin ik pleit dat platformen niet de nachtmerrie, maar de droom zijn voor vakbonden. Dit zijn de vijf punten die ik behandel:
Met de groei van de platformeconomie zullen platformen meer en meer baat hebben bij tevreden workers. Daarnaast zijn zij ook het visitekaartje na een puur online contact;
Platformen centraliseren een markt die al bestaat en die voorheen onzichtbaar en gefragmenteerd was, wat kansen biedt om deze tot nu toe onzichtbare groep workers te vertegenwoordigen en te voorzien van collectieve voordelen;
Data en algoritmes kunnen toezien op het naleven van collectieve afspraken;
Hoe meer het opdrachtgeverschap is versnipperd, hoe groter de toegevoegde waarde is van een centrale organisatie;
Platformen verlagen door hun ‘digital first’ karakter de drempels om te staken.
Ook benoemde ik een paar uitdagingen:
Bij veel platformen zijn de aanbieders zzpâer. Ondernemers volgens de wet. En die mogen zich volgens de mededingingswet niet organiseren;
Met locatiedata kan het platform zien wanneer aanbieders zich fysiek verzamelen en vervolgens consequenties aan deze acties verbinden door de aanbieder te âdeactiverenâ of geen of alleen maar slechte klussen aan te bieden;
Veel platformen maken gebruik van geautomatiseerde prijsstelling. Als het aanbod hoger is dan de vraag (wat zo zal zijn bij een staking), dan gaat de vergoeding voor de aanbieder automatisch omhoog. Dit zorgt er voor dat aanbieders die op dat moment âop de bank zittenâ zich aanmelden. Het is juridisch nog een vraag of dit kan worden gezien als âstaking brekenâ, iets dat per wet verboden is.
Het doel van dit stuk is om de discussie op een ander niveau te krijgen en ook de context van de platform ontwikkelingen in de discussie te krijgen. Het stuk stond dit weekend op de nummer 1 van meest gelezen op Zipconomy.com en er kwamen flink wat reacties op het stuk. Hopelijk is een balletje nu gaan rollen.
“Meubelgigant IKEA wil dat klanten ook spullen kunnen huren in plaats van alleen maar kopen. In Amsterdam loopt er in een studentencomplex een proef waar jongeren meubels kunnen huren van IKEA.”
Ik werd door EditieNL gevraagd of de duurzaamheidsclaim van IKEA klopt. Na wat logisch en kritisch nadenken kwam ik op het volgende uit:
IKEA knapt de meubels na gebruik weer op en doet het in de verkoop. De meubels zijn dan 2 jaar oud. Ik vermoed dat veel normale kopers langer met de meubels doen en als zij die eerder verkopen dat deze op Marktplaats.nl belanden. Het is dus maar de vraag of dit een positief duurzaamheidseffect heeft;
Zolang IKEA niet speciaal duurzame meubels gaat maken voor de verhuur (meubels die steviger zijn, makkelijker onderdelen te vervangen, etc.) dan zal het ook weinig impact hebben;
IKEA noemt het heel stellig huren. Ik zie het meer als een slimme (en voor de doelgroep misschien ook welkome) lease constructie. In twee jaar tijd betaal je de meubels af en aan het eind van de rit kun je de meubels voor 25% van de nieuwprijs overnemen. Ik snap IKEA wel dat ze het huren noemen. Als ze het leasen zouden noemen dan zouden ze waarschijnlijk aan een stuk meer regels moeten houden en dit ook bij de service moeten vermelden. Maar onder de streep is het natuurlijk gewoon lease.
Slaat IKEA dan echt geen deuk in een pakje boter met deze service? Zo erg is het ook weer niet. Het is natuurlijk goed dat ze experimenteren en dat kan geen kwaad. Ik heb ook al gehoord dat ze dit ook uitproberen met kantoormeubelen. Het is dus een kwestie van experimenteren en leren totdat ze de juiste doelgroep en assortiment te pakken hebben. Maar noem het dan innovatie in bussinessmodel, niet als mega hippe duurzame oplossing ;-).
Contact
Inspiratie opgedaan en advies of onderzoek nodig bij vraagstukken rondom de platformeconomie?
Neem gerust contact op via een reply op deze nieuwsbrief, via mail ([email protected]) of telefoon (06-50244596).
Bezoek ook mijn YouTube kanaal met ruim 400 interviews over de platformeconomie en mijn persoonlijke website waar ik regelmatig blogs deel over de platformeconomie.
De ILO (International Labor Organisation) publiceerde afgelopen week een interessante toekomstvisie over de toekomst van werk. En dan vooral (niet verrassend) over voorwaarden voor een meer gelijke (of minder ongelijke) arbeidsmarkt. Ook zij pleitten, net als steeds meer andere stakeholders hier in Nederland, voor “universal labor guarantee to ensure that all workers, regardless of whether they are treated as employees or independent contractors”.
Veel voorstellen gaan over aanpassingen in het recht. Ik zie steeds meer juristen aanhaken bij de kluseconomie. Niet alleen vanuit een business perspectief, maar ook omdat de kluseconomie voor heel interessante discussies en vraagstukken zorgt. De focus van de discussies ligt voornamelijk op twee onderwerpen: status aanbieder en mededingingsrecht.
Freelancers mogen zich vanuit het mededingingsrecht niet organiseren (= uitleg van niet jurist Martijn), niet over collectieve prijzen onderhandelen en ook in basis niet deelnemen in de ondernemingsraad. En dat maakt een groep ZZP aanbieders uiterst kwetsbaar en geeft veel belemmeringen om ook eigen initiatieven te starten. Een platform coöperatie waarbij freelance aanbieders zich verenigen in een coöperatie en gezamenlijk investeren in een eigen app loopt bijvoorbeeld al tegen problemen aan. Ik voorspel dat mededingingsrecht het komende jaar een flinke reputatie update gaat krijgen en een van de meest interessante onderwerpen binnen het recht gaat worden.
Natuurlijk zijn er quick fixes binnen de huidige regelgeving te bedenken. Van Slooten en Holscher presenteren in dit interessante artikel het concept van de werkerscoöperatie. Aanbieders van een platform verzamelen zich in een coöperatie en vormen zo een onafhankelijke entiteit die een tegenmacht biedt tegen het platform. Hiermee kan de coöperatie namens de werkers met het platform onderhandelen over de prijs en andere voorwaarden, gebruik maken van collectieve voordelen voor bijvoorbeeld verzekeringen en zo ook een vorm van medezeggenschap organiseren. Dit stuk is zeer lezenswaardig, maar ik zie het vooral als een conceptuele quick fix wat zeker vraagt om een experiment, maar wat we niet als een gewenst eind scenario moeten zien. Het is een pleister, maar de wond heelt niet.
Vanwege de hyper lokale netwerkeffecten van taxi platforms als Uber blijft de markt onrustig, ook wanneer het lijkt dat 1 dominante speler de markt voor zich heeft gewonnen. In dit artikel wordt er gesproken over het Thaise taxibedrijf Howa dat met 4.000 taxi’s de strijd aan gaat met de tech platformen Grab en Go-Jek.
Voor taxibedrijven in Nederland liggen er ook nog genoeg kansen. Amsterdam zou ik voor nu even links laten liggen, maar in andere steden moet het met de juiste strategie en marketing prima mogelijk zijn om lokaal marktleider te worden. Ik stuitte een tijd geleden op App A Cab, een taxi app die is opgezet door TCA (Amsterdam), TCU (Utrecht), RTC (Rotterdam) en Taxi Centrale Den Haag. Een app in een aparte BV, waar de eerste drie genoemde bedrijven eigenaar van is (peildatum: een jaar geleden). Â Deze app rekent 10% commissie. Toch lijkt het de bedrijven niet te lukken om deze app aan het grote publiek te slijten. Ik vermoed dat de focus te veel ligt op techniek (de laatste Facebook post is uit 2016, de laatste update van de app september 2018) en dat het voor de 4 partijen niet tot hun core business hoort. Er zal flink moeten worden geĂŻnvesteerd voordat zoiets een succes kan worden.
“Uber customers who live in Denver may notice something strange when they open the companyâs app today: a tiny train car with the word “transit” next to it, sitting atop the list of usual ride-hailing options. A quick tap produces a list of bus or train routes as well as the expected fare price and end-to-end directions.”
Het ziet er naar uit dat Uber serieuze stappen aan het zetten is om de ambitie te verwezenlijken. Het zal nog een hele puzzel worden, want per aangeboden manier van transport (taxi, step, fiets, bus, etc.) zal het een aantal belangrijke en kostbare strategische vragen moeten beantwoorden:
Zelf organiseren of anderen laten intappen;
Bij zelf organiseren heb je alles zelf in de hand, bij intappen op bestaande dienstverleningen ben je kwetsbaar: je zult niet snel exclusiviteit krijgen;
Bij intappen op zal de partij waar je gebruik van maakt ook niet gek zijn: die wil ook zelf het klantcontact houden en niet afhankelijk van Uber willen zijn;
Veel data rondom openbaar vervoer is open data. Daarmee heb je dus geen voordeel tov concurrenten;
Hoewel veel OV data openbaar is, zijn er vermoed ik maar weinig plekken op de wereld waar het voor OV heel makkelijk is om dit als derde partij af te rekenen en daarmee ook je businessmodel rond te krijgen.
Bij zelf organiseren haal je best wat op je nek. Je moet bij fietsen en stepjes bijvoorbeeld zelf in de hele infrastructuur, onderhoud, etc. gaan investeren. Daarnaast hebben bijna geen steden een deelfiets/step/scooter beleid. Per stad zul je moeten gaan pionieren. Niet heel schaalbaar….
Nog genoeg vragen en weinig zekerheid. Ik ben benieuwd waar het bedrijf over 3 jaar staat.
Wat krijg je wanneer je het probleem van een vergrijzende eenzame generatie met lege kamers (kinderen zijn het huis uit, partner overleden) en onbetaalbare kamers voor studenten combineert? Nesterly: Â “a platform that pairs older people who have empty rooms with students looking for affordable places to stay.”
Een interessante markt: “According to one estimate, there are 5 million empty bedrooms in Ontario alone, and about 40 percent of those belong to seniors. Through senior-student matching programs, students pay affordable rents, often hundreds of dollars below market averages, in return for spending roughly five hours a week helping out around the house, whether thatâs walking pets, picking up groceries, or shoveling a front walk during one of New York Cityâs or Torontoâs predictably lousy winters.”
Matches worden voor nu nog handmatig gemaakt en kandidaten vullen een 9 pagina lange vragenlijst in. De grote vraag is natuurlijk: is dit dan echt iets nieuws? Voor mij klinkt het als een soort van Hospes 2.0. Is het erg dat het niet echt nieuw is? Zeker niet: het kan voor beide partijen van grote waarde zijn. Het is alleen de vraag, en dat zal in de toekomst moeten blijken, of het platform een unieke extra waarde toevoegt aan een proces dat we al jaren lang kennen.
Afgelopen week was ik in Arnhem voor een presentatie van Public Spaces. Marco Derksen schreef eerder een blog over dit initiatief: “Sinds dit voorjaar onderzoekt een coalitie van organisaties (van de Dutch Design Week tot VPRO en Wikimedia Netherlands) de mogelijkheden om het publieke domein in de online omgeving te versterken. Dit is volgens de betrokken organisaties nodig omdat de samenleving te afhankelijk is van commerciĂ«le sociale platforms als Facebook, Apple, Microsoft, Google en Amazon (FAMGA). De uitgangspunten en ontwikkelingen van de coalitie zijn te volgen via PublicSpaces.net, het platform van de gelijknamige, onafhankelijke stichting.”. Ik had tijdens de boekpresentatie van de Platform Society al een presentatie over het initiatief aangehoord, maar kon er nog niet echt vat op krijgen. Dinsdag dus een tweede poging. Helaas zonder succes: het bleef een abstract verhaal voor een beperkte doelgroep met beperkte ambities en een strategie waar ik mijn geld niet op zou zetten. Maar toch. Toch zitten er een aantal interessante elementen in en heb ik mijzelf gedwongen juist daarnaar te kijken.
De unieke elementen van Public Spaces
Public Spaces heeft veel par
tners die initiatieven met een ‘public values by design’ een flinke boost kunnen geven. Wat nu als al deze initiatieven de Facebook of de eigen inlog vervangen voor een inlog zoals Irma, een identificatie tool waar de gebruiker controle geeft welke inlog welke data kan inzien. En als je het echt over public spaces hebt, dan zouden ook (lokale) overheden zich hier bij kunnen aansluiten.
De zwakte van Public Spaces
Hoewel er veel liefde en passie achter het initiatief zit, komt het op mij nog als vrijblijvend over. En voor een selecte ‘intellectuele’ doelgroep. Wat ik mis is de actie en het concreet maken van het verhaal. Daarvoor is ook serieus geld nodig: dat geeft initiatiefnemers focus om gas te geven. Ook zou Public Spaces meer vanuit eigen kracht moeten uitgaan, niet vanuit een ‘anti’ geluid tegen de huidige spelers. Een eigen identiteit krijgen.
Hoe Public Spaces succesvol zou kunnen worden
Het idee van public spaces vindt ik super interessant. Ik zou Public Spaces meer als een aanjager en standaard / keurmerk willen zien. Goed nadenken over onder welke voorwaarden initiatieven bijdragen aan het publieke domein, zonder direct initiatieven die geld willen verdienen aan de kant te schuiven. Uiteindelijk moet iedereen zijn of haar boterham kunnen betalen. Die voorwaarden over bepaalde waarden ‘by design’ kunnen als basis (zie ook creative commons) worden gezien voor initiatieven die door de partners worden geadopteerd. Public Spaces zou een coöperatie kunnen worden waar gebruikers een stem hebben die gezamenlijk bepalen wat zij belangrijk vinden. Een ‘meta platform’ bouwen met standaarden en API’s waar anderen op in kunnen tappen. Een verbinder en accelerator voor ‘fair by design’ initiatieven.
Ik besef dat mijn gedachten nog wat vaag klinken, maar mooier dan dit kan ik het op dit moment niet maken đ Mogelijk kom ik er op een later moment nog op terug.
Naar aanleiding van mijn nieuwsbrief vorige week waarin ik het artikel over Glassdoor deelde werd ik door een journaliste van het Belgische De Standaard (en tevens abonnee op deze nieuwsbrief) geĂŻnterviewd over de zin en onzin van online reputatie. Het artikel is hier te lezen in PDF.
Voor deze longread (achter een paywall….) in Elsevier kwamen de platformen die momenteel bij de vakbonden onder discussie liggen aan het woord. Ik mocht ook en kleine bijdrage doen:
Voor het AD werd ik geĂŻnterviewd over de opkomst van online verkoop marktplaatsen.
Contact
Inspiratie opgedaan en advies of onderzoek nodig bij vraagstukken rondom de platformeconomie?
Neem gerust contact op via een reply op deze nieuwsbrief, via mail ([email protected]) of telefoon (06-50244596).
Bezoek ook mijn YouTube kanaal met ruim 400 interviews over de platformeconomie en mijn persoonlijke website waar ik regelmatig blogs deel over de platformeconomie.
Via platformen doen onbekenden met elkaar transacties. Er wordt gepoogd kwaliteit te borgen door checks aan de voordeur en via een online reputatie systeem waar vraag en aanbod elkaar een waardering geeft. Wat platformen doen met reputatie systemen zou je kunnen omschrijven als het outsourcen van HR. Ten koste van de gebruikers: de waarderingen zijn achteraf, dus meerdere mensen moeten een slechte ervaring hebben gehad voordat het platform actie onderneemt.
Ik ben al langer van mening dat de rating systemen die we nu gebruiken ondermaats zijn. Ik schreef in 2016 het stuk: “Is online reputatiemanagement doorgeslagen? – Vraagstukken en gedachten over de toekomst van online reputatie.” Hier ga ik in op de zin en onzin van dit soort systemen, wat het met jou als mens doet om 24/7 gewaardeerd te worden en behandel ik de case van de Chinese Sesame Credits waarin de honger voor reputatie data tot een zwaar discutabel systeem geeft geleidt.
Naast rating systemen binnen platformen heb je natuurlijk ook de algemene rating platformen. Ik heb flink wat twijfels over wat ik hier van moeten vinden. De impact op bedrijven (restaurants, etc.) en professionals (zorgprofessionals bij Zorgkaart Nederland) kan, zeker bij een negatieve beoordeling, groot zijn. Zeker omdat de inkomende reviews naar mijn mening makkelijk te manipuleren zijn. Zo plaatste ik een jaar geleden flink wat valse opzichtige reviews op Zorgkaart Nederland. Geen probleem en niemand die een vraag stelde. Het mooiste voorbeeld is nog wel het kerstverhaal ruim een jaar geleden van een Brits restaurant dat geen restaurant was, maar wel bij Tripadvisor op nummer 1 kwam.
In dit zeer lezenswaardige artikel in de Wall Street Journal wordt een uitvoerig onderzoek besproken naar waarderingen op Glassdoor.com: een platform waar (ex)werknemers het bedrijf waar zij werken of hebben gewerkt beoordelen. En wat blijkt: bedrijven manipuleren er op los en weten hun (slechte) score eenvoudig door een interne marketing campagne op te krikken. Omdat het platform haar geld verdient aan de bedrijven die er op staan (die bijvoorbeeld een uitgebreid profiel willen plaatsen), is het voor het platform lastig om hier grip op te krijgen. Ik zeg lastig, maar natuurlijk zeker niet onmogelijk. Uiteindelijk heeft het platform ook baat bij een goede eigen reputatie.
Al met al denk ik dat we nog heel veel onderzoek moeten doen naar de zin en onzin van reputatie systemen en naar hoe we modellen zo kunnen maken dat de kans op fraude minimaal is. Daarnaast is het, misschien wel nog belangrijker, zaak om eens goed na te denken of we reputatie systemen leidend of ondersteunend willen inzetten. Oftewel: als een handige tool voor input, maar de menselijke maat laten beslissen of HR volledig 100% automatiseren. Ik ben, misschien niet heel verrassend, voor de eerste optie. Juist omdat dit soort systemen nooit perfect zijn en zullen worden en de context altijd belangrijk zal zijn.
De platformen in de kluseconomie waar ik veel over praat zijn platformen die fysieke ‘offline’ arbeid faciliteren. Oftewel: vraag en aanbod zien elkaar in het echt. En heel andere en misschien nog grotere kant van de kluseconomie zijn de platformen waar mensen op afstand dienstverlening aanbieden. Vaak wordt er wanneer er over dit ‘crowdwork’ wordt gesproken het terror voorbeeld van Amazon Mechanical Turk uit de kast getrokken. Een platform waar mensen in een kwetsbare positie zonder unieke skills de meest bizarre micro taken uitvoeren. De andere kant van de crowdwork platformen, de platformen die mensen met unieke skills toegang geven tot een internationale klantenkring, wordt zelden belicht. Zonde, omdat hier veel potentie zit.
Het Parool schreef een stuk over Tunga: een platform waar Afrikaanse IT professionals, die ook deels door het platform worden getraind, hun diensten verkopen aan klanten over heel de wereld. De krant omschreef het als ‘fair trade 2.0’, maar dat vindt ik wat denigrerend. Dit gaat niet om goed doen, maar om schaarse skills die via een platform voor een brede klantenkring wordt ontsloten. Natuurlijk is het super goed dat het een social enterprise is en zij kansen creĂ«ren en zich actief inzetten voor de aanbieders, maar het gaat de klant uiteindelijk om de kwaliteit en die mag niet minder zijn dan die van een andere aanbieder. En dat is precies wat Tunga doet. Een mooi voorbeeld van een platform dat voor zowel vraag als aanbod van grote toegevoegde waarde is en hen kansen biedt die alleen met een platform kan worden gerealiseerd.
“De online arbeidsmarkt voor hoogopgeleide kenniswerkers groeit elk jaar met 30 procent. Volgens Greetje Corporaal (Universiteit van Oxford) moeten intermediairs, brokers en uitzenders zich zorgen maken.
Klusplatformen voor laagbetaald werk zoals Uber, Deliveroo en Helpling zijn veel bekender, maar onderschat ook niet de opkomst van deze sites voor specialisten. âHet fenomeen groeit elk jaar met 30 procentâ, zegt de onderzoeker. âAls je dat vergelijkt met een traditionele arbeidsmarkt dan is dat een behoorlijk significante groei.”
Via platformen trekken organisaties een nieuwe generatie workers aan die zich niet via een traditionele manier aan hun organisatie wil binden;
Het is daarmee ook niet zozeer een keuze voor een organisatie: als je niet ook werk uitzet via platformen dan mis je (zeker in de toekomst) expertise;
Platformen zijn veel sneller in het maken van matches (en de kwaliteit van de match is ook vaak beter), iets dat meer past bij deze tijd. Uitzendorganisaties lopen hier op achter;
Een eigen flexibele schil aan freelancers is veelal beperkt vanuit het eigen netwerk, een platform kan veel meer bieden;
Op platformen kun je ook kleine klusjes uitzetten (bijvoorbeeld het ontwerpen van een flyer), waar je normaal geen traditionele intermediair voor in zou kunnen schakelen.
Wat nog mist in het stuk is hoe platformen een mix kunnen maken tussen het beter organiseren (en administreren) van de eigen flexibele schil en het intappen op de workforce van een platform. Ik zie hier grote kansen en schreef eerder het stuk: “Meploy is showing businesses the future of organizing flexible work.”
Ik deel de mening van Greetje dat platformen niet het einde betekenen van de traditionele intermediair. Het rapport van ING sprak dan ook over 20-70%. Wat niet weg neemt dat arbeidsbemiddelaars aan de bak moeten, want niemand wil de helft van zijn markt kwijtraken đ
De laatste weken was er weer veel rondom Uber te doen. En dan geen verhalen over de inmiddels vertrokken oprichter en cultuurschandelen in de VS, maar over de situatie van Uber in Amsterdam. Na zes ernstige verkeersongevallen in een paar weken tijd is de discussie rondom Uber (terecht) weer opgelaaid. Het bedrijf belooft beterschap, maar zet geen goede eerste stap met een afstandelijk interview in de Volkskrant. Een bericht dat Uber auto’s massaal onverzekerd de weg op gaan helpt ook niet echt.
Dat er iets moet gebeuren is duidelijk. Het verhogen van de minimum leeftijd van chauffeurs is een eerste stap, maar mogelijk vooral een symbolische stap. Tijd voor structurele maatregelen. Ik denk dat het tijd is om goed na te denken hoe we de goede dingen uit het verleden met de mogelijkheden die technologie ons biedt te combineren. Neem de taximeter: het is natuurlijk heel vreemd dat dat apparaat niet op afstand is uit te lezen. Ook moet het systeem aanbieder overstijgend zijn: het mag niet zo zijn dat je bij app A uitlogt (omdat je bijvoorbeeld te veel uren hebt gewerkt) en via app B verder rijdt. Daarnaast moet er meer duidelijkheid komen waar een bemiddelaar voor verantwoordelijk is. Wat mij betreft is de overheid hier echt aan zet, dit is niet iets waar je organisaties (TCA, Uber of wie dan ook) in de lead wilt hebben. Die wil je aan boord hebben, maar niet aan het stuur.
Ik schreef 4 edities geleden al dat ik verwacht dat 2019 de stresstest wordt van de verdienmodellen en waarderingen van de platformeconomie. Dit artikel trekt een aantal interessante vergelijkingen met de dotcom crisis in 2000. Twee interessante fragmenten:
“Investment banks had been encouraging enormous investment in dot-com ventures by launching Initial Public Offers (IPOs), allowing investors and entrepreneurs to cash in on vast fortunes by selling off shares in their companies.”
“Most of the dot-coms which listed on stock exchanges had done little more than consume vast amounts of investor cash and showed little prospect of achieving a profit. Traditional metrics of performance were overlooked and big spending was seen as a sign of rapid progress.”
Ook hier twijfels over de toekomst van Uber:
“Traditional metrics have been ignored and user growth taken as a proxy for future profitability. But this requires an enormous leap of faith.”
“The problem with being able to raise funds so readily is that it discourages focus and efficiency.”
“the model only works with incentives, which investors are needed to fund”
Time will tell…. Ik denk overigens dat deze voorspellingen mogelijk gelden voor de meer gehypte platformen waar veel geld is ingegaan en waar de metrics er niet positief voor staan. Oftewel: een voorspelling voor een selecte groep.
Mijn analyse over de Deliveroo uitspraak vorige week is in een meer compacte versie ook als blog op Zipconomy gepubliceerd.
Contact
Inspiratie opgedaan en advies of onderzoek nodig bij vraagstukken rondom de platformeconomie?
Neem gerust contact op via een reply op deze nieuwsbrief, via mail ([email protected]) of telefoon (06-50244596).
Bezoek ook mijn YouTube kanaal met ruim 400 interviews over de platformeconomie en mijn persoonlijke website waar ik regelmatig blogs deel over de platformeconomie.