Via platformen doen onbekenden met elkaar transacties. Er wordt gepoogd kwaliteit te borgen door checks aan de voordeur en via een online reputatie systeem waar vraag en aanbod elkaar een waardering geeft. Wat platformen doen met reputatie systemen zou je kunnen omschrijven als het outsourcen van HR. Ten koste van de gebruikers: de waarderingen zijn achteraf, dus meerdere mensen moeten een slechte ervaring hebben gehad voordat het platform actie onderneemt.
Ik ben al langer van mening dat de rating systemen die we nu gebruiken ondermaats zijn. Ik schreef in 2016 het stuk: “Is online reputatiemanagement doorgeslagen? – Vraagstukken en gedachten over de toekomst van online reputatie.” Hier ga ik in op de zin en onzin van dit soort systemen, wat het met jou als mens doet om 24/7 gewaardeerd te worden en behandel ik de case van de Chinese Sesame Credits waarin de honger voor reputatie data tot een zwaar discutabel systeem geeft geleidt.
Naast rating systemen binnen platformen heb je natuurlijk ook de algemene rating platformen. Ik heb flink wat twijfels over wat ik hier van moeten vinden. De impact op bedrijven (restaurants, etc.) en professionals (zorgprofessionals bij Zorgkaart Nederland) kan, zeker bij een negatieve beoordeling, groot zijn. Zeker omdat de inkomende reviews naar mijn mening makkelijk te manipuleren zijn. Zo plaatste ik een jaar geleden flink wat valse opzichtige reviews op Zorgkaart Nederland. Geen probleem en niemand die een vraag stelde. Het mooiste voorbeeld is nog wel het kerstverhaal ruim een jaar geleden van een Brits restaurant dat geen restaurant was, maar wel bij Tripadvisor op nummer 1 kwam.
In dit zeer lezenswaardige artikel in de Wall Street Journal wordt een uitvoerig onderzoek besproken naar waarderingen op Glassdoor.com: een platform waar (ex)werknemers het bedrijf waar zij werken of hebben gewerkt beoordelen. En wat blijkt: bedrijven manipuleren er op los en weten hun (slechte) score eenvoudig door een interne marketing campagne op te krikken. Omdat het platform haar geld verdient aan de bedrijven die er op staan (die bijvoorbeeld een uitgebreid profiel willen plaatsen), is het voor het platform lastig om hier grip op te krijgen. Ik zeg lastig, maar natuurlijk zeker niet onmogelijk. Uiteindelijk heeft het platform ook baat bij een goede eigen reputatie.
Al met al denk ik dat we nog heel veel onderzoek moeten doen naar de zin en onzin van reputatie systemen en naar hoe we modellen zo kunnen maken dat de kans op fraude minimaal is. Daarnaast is het, misschien wel nog belangrijker, zaak om eens goed na te denken of we reputatie systemen leidend of ondersteunend willen inzetten. Oftewel: als een handige tool voor input, maar de menselijke maat laten beslissen of HR volledig 100% automatiseren. Ik ben, misschien niet heel verrassend, voor de eerste optie. Juist omdat dit soort systemen nooit perfect zijn en zullen worden en de context altijd belangrijk zal zijn.
De platformen in de kluseconomie waar ik veel over praat zijn platformen die fysieke ‘offline’ arbeid faciliteren. Oftewel: vraag en aanbod zien elkaar in het echt. En heel andere en misschien nog grotere kant van de kluseconomie zijn de platformen waar mensen op afstand dienstverlening aanbieden. Vaak wordt er wanneer er over dit ‘crowdwork’ wordt gesproken het terror voorbeeld van Amazon Mechanical Turk uit de kast getrokken. Een platform waar mensen in een kwetsbare positie zonder unieke skills de meest bizarre micro taken uitvoeren. De andere kant van de crowdwork platformen, de platformen die mensen met unieke skills toegang geven tot een internationale klantenkring, wordt zelden belicht. Zonde, omdat hier veel potentie zit.
Het Parool schreef een stuk over Tunga: een platform waar Afrikaanse IT professionals, die ook deels door het platform worden getraind, hun diensten verkopen aan klanten over heel de wereld. De krant omschreef het als ‘fair trade 2.0’, maar dat vindt ik wat denigrerend. Dit gaat niet om goed doen, maar om schaarse skills die via een platform voor een brede klantenkring wordt ontsloten. Natuurlijk is het super goed dat het een social enterprise is en zij kansen creëren en zich actief inzetten voor de aanbieders, maar het gaat de klant uiteindelijk om de kwaliteit en die mag niet minder zijn dan die van een andere aanbieder. En dat is precies wat Tunga doet. Een mooi voorbeeld van een platform dat voor zowel vraag als aanbod van grote toegevoegde waarde is en hen kansen biedt die alleen met een platform kan worden gerealiseerd.
“De online arbeidsmarkt voor hoogopgeleide kenniswerkers groeit elk jaar met 30 procent. Volgens Greetje Corporaal (Universiteit van Oxford) moeten intermediairs, brokers en uitzenders zich zorgen maken.
Klusplatformen voor laagbetaald werk zoals Uber, Deliveroo en Helpling zijn veel bekender, maar onderschat ook niet de opkomst van deze sites voor specialisten. “Het fenomeen groeit elk jaar met 30 procent”, zegt de onderzoeker. “Als je dat vergelijkt met een traditionele arbeidsmarkt dan is dat een behoorlijk significante groei.”
Interessant interview met iemand die zich niet op de onderkant, maar de bovenkant van de kluseconomie richt. Platformen die professionals met een unieke skill waarvoor het niet persé nodig is dat diegene fysiek in een organisatie aanwezig is.
Een aantal interessante inzichten:
Via platformen trekken organisaties een nieuwe generatie workers aan die zich niet via een traditionele manier aan hun organisatie wil binden;
Het is daarmee ook niet zozeer een keuze voor een organisatie: als je niet ook werk uitzet via platformen dan mis je (zeker in de toekomst) expertise;
Platformen zijn veel sneller in het maken van matches (en de kwaliteit van de match is ook vaak beter), iets dat meer past bij deze tijd. Uitzendorganisaties lopen hier op achter;
Een eigen flexibele schil aan freelancers is veelal beperkt vanuit het eigen netwerk, een platform kan veel meer bieden;
Op platformen kun je ook kleine klusjes uitzetten (bijvoorbeeld het ontwerpen van een flyer), waar je normaal geen traditionele intermediair voor in zou kunnen schakelen.
Wat nog mist in het stuk is hoe platformen een mix kunnen maken tussen het beter organiseren (en administreren) van de eigen flexibele schil en het intappen op de workforce van een platform. Ik zie hier grote kansen en schreef eerder het stuk: “Meploy is showing businesses the future of organizing flexible work.”
Ik deel de mening van Greetje dat platformen niet het einde betekenen van de traditionele intermediair. Het rapport van ING sprak dan ook over 20-70%. Wat niet weg neemt dat arbeidsbemiddelaars aan de bak moeten, want niemand wil de helft van zijn markt kwijtraken 😉
De laatste weken was er weer veel rondom Uber te doen. En dan geen verhalen over de inmiddels vertrokken oprichter en cultuurschandelen in de VS, maar over de situatie van Uber in Amsterdam. Na zes ernstige verkeersongevallen in een paar weken tijd is de discussie rondom Uber (terecht) weer opgelaaid. Het bedrijf belooft beterschap, maar zet geen goede eerste stap met een afstandelijk interview in de Volkskrant. Een bericht dat Uber auto’s massaal onverzekerd de weg op gaan helpt ook niet echt.
Dat er iets moet gebeuren is duidelijk. Het verhogen van de minimum leeftijd van chauffeurs is een eerste stap, maar mogelijk vooral een symbolische stap. Tijd voor structurele maatregelen. Ik denk dat het tijd is om goed na te denken hoe we de goede dingen uit het verleden met de mogelijkheden die technologie ons biedt te combineren. Neem de taximeter: het is natuurlijk heel vreemd dat dat apparaat niet op afstand is uit te lezen. Ook moet het systeem aanbieder overstijgend zijn: het mag niet zo zijn dat je bij app A uitlogt (omdat je bijvoorbeeld te veel uren hebt gewerkt) en via app B verder rijdt. Daarnaast moet er meer duidelijkheid komen waar een bemiddelaar voor verantwoordelijk is. Wat mij betreft is de overheid hier echt aan zet, dit is niet iets waar je organisaties (TCA, Uber of wie dan ook) in de lead wilt hebben. Die wil je aan boord hebben, maar niet aan het stuur.
Ik schreef 4 edities geleden al dat ik verwacht dat 2019 de stresstest wordt van de verdienmodellen en waarderingen van de platformeconomie. Dit artikel trekt een aantal interessante vergelijkingen met de dotcom crisis in 2000. Twee interessante fragmenten:
“Investment banks had been encouraging enormous investment in dot-com ventures by launching Initial Public Offers (IPOs), allowing investors and entrepreneurs to cash in on vast fortunes by selling off shares in their companies.”
“Most of the dot-coms which listed on stock exchanges had done little more than consume vast amounts of investor cash and showed little prospect of achieving a profit. Traditional metrics of performance were overlooked and big spending was seen as a sign of rapid progress.”
Ook hier twijfels over de toekomst van Uber:
“Traditional metrics have been ignored and user growth taken as a proxy for future profitability. But this requires an enormous leap of faith.”
“The problem with being able to raise funds so readily is that it discourages focus and efficiency.”
“the model only works with incentives, which investors are needed to fund”
Time will tell…. Ik denk overigens dat deze voorspellingen mogelijk gelden voor de meer gehypte platformen waar veel geld is ingegaan en waar de metrics er niet positief voor staan. Oftewel: een voorspelling voor een selecte groep.
Mijn analyse over de Deliveroo uitspraak vorige week is in een meer compacte versie ook als blog op Zipconomy gepubliceerd.
Contact
Inspiratie opgedaan en advies of onderzoek nodig bij vraagstukken rondom de platformeconomie?
Neem gerust contact op via een reply op deze nieuwsbrief, via mail ([email protected]) of telefoon (06-50244596).
Bezoek ook mijn YouTube kanaal met ruim 400 interviews over de platformeconomie en mijn persoonlijke website waar ik regelmatig blogs deel over de platformeconomie.
Goedemorgen! Afgelopen week weer de platformeconomie in de meest ruime zin van het woord verkend toen ik door Imagro was gevraagd een presentatie te geven over de kansen van platformen voor een coöperatie van (sier)telers. Voor mij een kans om weer eens in een voor mij hele nieuwe sector te duiken. Als je vorige weer niet onder een steen hebt geleefd heb je vast meegekregen dat FNV twee rechtszaken tegen Deliveroo heeft gewonnen. In deze editie een uitgebreide analyse van het debat. En doe wat voorzetjes én voornemens hoe we hier een oplossing voor kunnen bedenken. Fijne week!
Op korte termijn verandert er niets voor Deliveroo: ZZP bezorgers kunnen (via een gang naar de rechter) aanspraak maken op een dienstverband en hiermee aanspraak maken op alles dat in de CAO beroepsvervoer is opgeschreven. Nadeel is wel dat zij dan een stuk minder vrij zijn dan in de huidige status van Freelancer. Wanneer zij aan het werk zijn, iets dat ze dan relatief ver van te voren moeten inplannen, zijn zij verplicht om alle opdrachten van de werkgever op te volgen. Volgens Deliveroo wordt 40% van de bestellingen minimaal eenmaal geweigerd door bezorgers, zonder daar op te worden afgerekend. Dat is voorbij wanneer zij in dienst zijn.
De reacties op de uitspraak zijn wisselend. FNV en anderen die voor een ‘eerlijke’ arbeidsmarkt streven zijn vanzelfsprekend erg blij met de uitspraak. Zeker omdat afgelopen zomer een eerste rechtszaak tegen Deliveroo was verloren. Econoom en journalist Martin Visser was ook duidelijk in zijn nieuwsbrief ‘achter de cijfers’:
“Het is best mogelijk dat er amper maaltijdbezorgers in loondienst willen werken. Waarom pensioen opbouwen? Waarom WW-rechten opbouwen? Waarom niet een mooie prijs per bezorging in plaats van urenlang beschikbaar zijn tegen het minimumloon? Wie doet de FNV hier dan een plezier mee?
Juist daarom is het zo relevant dat het arbeidsrecht geen keuzemodel is. De FNV zegt wellicht hier op te komen voor die riders. Maar uiteindelijk gaat het om een veel groter belang, namelijk het bewaken van de grenzen van het zzp-schap. Deliveroo kon via deze constructie concurreren met andere bezorgdiensten die hun fietsers niet gedwongen laat zzp’en. Vakbond FNV wil juist voorkomen dat er steeds meer concurrentie op arbeidsvoorwaarden gaat ontstaan. In die zin behartigde de bond niet zozeer het belang van specifiek deze groep riders, maar van alle werkenden.”
Anderen vonden de aandacht voor Deliveroo de aandacht van de ‘echte’ discussie afleiden. Hugo-Jan Ruts vatte dit mooi in de volgende tweet samen: “Ik herhaal het nog maar eens. De politiek aandacht voor Deliveroo riders (=minder dan 2000 parttimers, veelal studenten) problematiek staat in geen verhouding tot de stilte over debat goede afspraken voor 1 miljoen echte zzp’ers.” Daar wil ik aan toevoegen dat de maaltijdbezorgers die niet via een platform werken met zo’n 99% (mijn schatting) de overgrote meerderheid vormen. Van hen hebben we geen idee wat de omstandigheden zijn.
De zaak tegen Deliveroo gaat dan natuurlijk helemaal niet om Deliveroo en haar 2.000 riders. De zaak gaat over de angst van organisaties als FNV dat door platformisering mensen van een categorie met enkele zekerheid (en bijdrage aan onze welvaartsstaat) naar een status met geen zekerheid en zeggenschap verschuift. Begrijpelijk en belangrijk, maar wat wel zonde is dat er erg veel over de ‘workers’ wordt gepraat, maar niet mét de workers. Want de flexibiliteit van het platform model van kunnen werken wanneer je wilt en klussen accepteren of weigeren zoveel je wilt is iets dat lastig te vangen is binnen een werkgever <> werknemer relatie.
Uit deze zaak en de communicatie om de zaak heen valt het mij op dat de discussie voornamelijk over 3 punten gaat:
De status van de aanbieder en het gegeven dat een werkgever <> werknemer relatie niet de flexibiliteit biedt waar deze groep workers op zit te wachten;
De grijze mist die om algoritmes die bepalen wie welke klus krijgt hangt. En op het moment dat een platform als ‘onbetrouwbaar en alleen uit op financieel gewin’ wordt gepositioneerd is die grijze mist een prima manier om aannames te poneren dat daar slechte zaken gebeuren;
De discussie over portabiliteit van reputatie data.
Omdat het tijd is voor oplossingen en duidelijkheid zal ik dit jaar dan ook extra aandacht besteden aan deze drie punten. In deze nieuwsbrief, maar ook met interviews en events. Juist omdat ik denk dat er oplossingen te bedenken zijn die dit debat verder kunnen helpen.
Status aanbieder
De discussie van het al dan niet flexibel willen zijn van de aanbod kant is gebaseerd op aannames en eenzijdig onderzoek en bevindingen. Hier moeten we meer over willen weten wat deze doelgroep nu echt wil. En ook of deze doelgroep verschilt met de doelgroepen die voorheen dit soort werkzaamheden uitvoerde. Hoewel ik de uitspraken begrijp dat het arbeidsrecht geen ‘keuzemodel’ is, is het wel de moeite waard om te kijken waar de schoen wrikt dat het werkgever <> werknemer model (evt. via een Payroll of Uitzend constructie) niet voor platformen bruikbaar is. Dan heb ik het natuurlijk alleen over de flexibiliteit van het model, niet over het belastingvoordeel waarbij opdrachtgevers onder de streep minder betalen en opdrachtnemers onder de streep netto meer verdienen. Maar echt over de flexibiliteit in werken. En of het mogelijk is om hier consessies in te doen door bijvoorbeeld het verlagen van regeldruk. Zo moet je als werknemer bijvoorbeeld minimaal 3 uur achter elkaar werken. Dat is vast ooit een keer ergens voor bedacht, maar wat zou er gebeuren als je daar 1 uur van maakt? Misschien is de opkomst van platformen een mooie aanleiding om eens te toetsen of de bedachte variabelen uit het verleden nog steeds relevant zijn.
Intransparantie algoritmes
Bijna alle partijen in het debat hebben wantrouwen over wat er in die black box van het algoritme gebeurt. Krijgt een aanbieder minder opdrachten naarmate hij of zij vaker een opdracht weigert? Krijgt iedereen een zelfde vergoeding of wordt hier op basis van personal pricing in gediscrimineerd? Het is belangrijk om te onderzoeken hoe deze grijze mist kan worden opgelost. Dat is voor iedereen beter, aangezien er nu vanuit de ‘aanvallers’ veel wordt gesproken op basis van aannames en vanuit de ‘verdediging’ op basis van niet openbare en daarmee standaard niet 100% betrouwbare informatie.
Natuurlijk kun je zeggen dat de overheid inzicht moet hebben in deze algoritmes, maar ik denk niet dat dat de oplossing is. Ik denk meer aan een zogenaamde ’trusted 3rd party’. Een soort van algoritme of data accountant. Die kan controleren of afgesproken variabelen in het algoritme zijn verwerkt. Ik vermoed dat de uitkomsten van dit soort accountancy rapporten zwaar zal tegenvallen: de meeste platformen zijn echt de slechtste niet. Misschien wat saai, maar het is wel zo.
Portabiliteit reputatie data
Als je voor een ander platform wilt werken, dan wil je de reputatie data mee kunnen nemen. Dat is de gedachte van velen. In principe hebben we in Europa natuurlijk al de AVG/GDPR. Je kunt dus al jouw data opvragen bij een platform. Op het moment dat platformen een standaard voor export van deze data afspreken, dan wordt het ook makkelijker om deze te importeren. Dit is overigens ook van groot belang voor de platformen: zij kampen met het ‘newbie dilemma’. Op het moment dat er een nieuwe aanbieder zich meldt zal deze wanneer het platform een open marktplaats constructie heeft (vraag kiest uit een selectie aanbod) moeite hebben om klussen te krijgen. Vragers kiezen vanzelfsprekend voor iemand met veel recensies. Het importeren van reputatie data kan dat probleem oplossen.
Natuurlijk is dat minder eenvoudig dan dat het lijkt: de reputatie data zal waarschijnlijk moeten worden omgezet naar meer algemene reputatie variabelen als punctueel, komt afspraken na, etc. Omdat het gegeven dat jij een goede waardering als Airbnb host hebt niet zegt of je ook een goede chauffeur voor Uber bent. Dat je je afspraken nakomt, op tijd komt en snel reageert wel. Daarnaast zal ook blijken dat de toegevoegde waarde van reputatie data bij platformen met een on demand transactie (taxi, maaltijdkoerier) niet al te waardevol is voor de buitenwereld en voornamelijk als intern HR tool kan worden gebruikt.
Conclusie
Hoewel de uitspraak van de rechter duidelijk is, zie ik deze als een tussenstation op een weg waarin we moeten onderzoeken hoe de voordelen van de platformen kunnen worden gevangen, maar dan wel met duidelijkheid en de gewenste zekerheden voor deze betreffende doelgroep aanbieders. Wordt vervolgd….
Tijdens mijn bijna dagelijkse fietstocht van Houten naar Utrecht (Universiteit of mijn eigen kantoor) luister ik veel podcasts. Interessant zijn dan altijd interviews met oprichters van platformen die worden geïnterviewd over het hoe en waarom van beslissingen uit het verleden en nog belangrijker: hun idee over de volgende stappen.
Zo ook dit interview op Recode Decode (aanrader! fijn kritisch, zeker voor amerikanen) met de oprichter van DoorDash, een platform dat in 2013 is gestart, waar bijna een miljard aan investeringen in zit (o.a. van Softbank, who else…) en zichzelf omschrijft als een bedrijf dat: ‘enables small businesses to provide its customers with local delivery services.’
DoorDash is begonnen als food delivery platform. De motivatie: als je het logistieke spel van food delivery in de vingers hebt, dan kun je alles bezorgen. Klinkt logisch. Dit is iets dat je overigens bij al dit soort spelers ziet: beginnen in een niche in een sector en breiden van daar uit. Vaak wel binnen dezelfde sector. Dat verklaart ook dat veel platformen van die generieke namen hebben. In de merknaam Deliveroo zit niet het woord eten, in de naam Helpling niet het woord schoonmaken. Toen ik de voormalig directeur Helpling Nederland een keer vroeg of ze van plan zijn om ook andere diensten aan te bieden in de toekomst, was zijn antwoord letterlijk: “als we alleen bij schoonmaak zouden willen blijven dan hadden we ons platform wel Cleanling genoemd”. Helder. Uber is trouwens een uitzondering, die gebruikt de naam Uber gevolgd door de activiteit: UberEats, UberDrive, etc.
Het interview op Recode geeft een mooi inkijkje naar de groeistrategie van een dergelijk bedrijf. Maar misschien nog belangrijker: ook een inkijkje in de toekomst van het bedrijf en de sector. De ambitie van het bedrijf is om (kleine) winkels / ondernemingen hun klanten te laten helpen met een ‘local delivery service’. Dus niet zozeer alles opslaan in een magazijn zoals Bol en Amazon doen, maar echt van winkel naar klant.
Dit soort services, mits goed opgezet en mits de voorwaarden voor álle stakeholders goed zijn, zouden in de toekomst veel goeds kunnen doen voor lokale retailers. Als lokale retailer kun je jouw klantgroep met het zelfde gemak bedienen als zij gewend zijn van de grote online retail ketens, je kunt je klantengroep uitbreiden naar klanten uit heel de stad en daarmee de afzet vergroten.
Eigenlijk precies ook wat de logistieke aanbieders nu doen voor restaurants zonder eigen bezorging. Enige ‘zorg’ die ik heb is dat veel retailers niet echt ondernemers zijn. Dat heb je kunnen zien bij de opkomst van e-commerce en hoe retailers daar (niet) op hebben ingespeeld. De toevoeging van ‘local delivery’ vraagt voor een retailer ook een andere mindset. Deels praktisch: zo zal de voorraad in een systeem moeten worden ingevoerd (en bijgehouden!). Maar ook deels strategisch: meer afzet via local delivery geeft de kans om van de winkel op de dure meters nog meer een experience te maken, terwijl de voorraad bijvoorbeeld in een ander deel van de stad is opgeslagen. Kansen genoeg, maar dat geeft dus geen zekerheid of die ook zullen worden benut….
“London residents who use Uber will have to pay an extra 15 pence (USD $0.19) per mile under the ride-hail company’s new Clean Air plan. The surcharge will go toward helping Uber drivers switch from dirty, fossil fuel burning cars to cleaner, battery-electric versions — with the goal of having all cars on the app be fully electric in London by 2025
.”
Dat is dan weer het mooie van een bedrijf dat een gefragmenteerde markt via een app centraliseert: die kunnen ook positieve veranderingen in een stad of samenleving versnellen. Daarnaast levert de centralisatie ook een stuk schaal- en inkoopvoordeel op en kun je bijvoorbeeld collectief inschrijven op subsidie programma’s.
“As the shutdown drags on, government contractors are struggling to afford medication, baby formula and other necessities.”
Het is natuurlijk heel bijzonder (bijzonder idioot) dan 1 iemand een hele regering op slot kan zetten. Daar zit echt een foutje in het systeem en het is een enorm teken van disrespect voor een groep mensen die essentieel zijn voor het reilen en zeilen van een heel land.
Intussen zijn er ontzettend veel ambtenaren die door het uitblijven van de betaling van salarissen op zoek zijn naar andere manieren om aan inkomen te komen. De kluseconomie (gig economy) lijkt een ‘oplossing’ te bieden. Om via een platform aan het werk te gaan heb je geen opleidingen nodig en je kun binnen een paar dagen aan de slag. Daarnaast wordt je vaak wekelijks uitbetaald, wat handig is bij hoge financiële nood. Misschien dat deze ‘shutdown’ wel een enorme boost is voor de gig economy in de Verenigde Staten.
Is dat goed nieuws? Ik denk het niet.
De situatie is natuurlijk onverantwoord: deze mensen horen gewoon bij de baan te blijven die ze hadden. Fijn dat de gig economy zorgt voor extra inkomsten, maar dat veranderd niets aan de kern van hun probleem;
Een plotselinge explosie aan de aanbodkant van een platform brengt weinig goeds: de vraag zal het zelfde blijven, dus een zelfde hoeveelheid werk zal onder een grotere groep werkers worden verdeeld;
Dit is vooral slecht nieuws voor degenen die al werkten en voor hun inkomen afhankelijk waren van het platform: zij kunnen opeens minder werken en hebben minder inkomsten. Deze stap zorgt dus eigenlijk voor een vervelend sneeuwbal effect.
Onderzoeker Niels van Doorn zag nog wel in onderstaande tweet één kortetermijn lichtpuntje voor de bestaande gig workers: door ambtenaren aan te dragen voor het platform ontvangen zij een ‘referral’ bonus van het platform. En dat is inderdaad kortetermijn denken, want op het moment dat er genoeg aanbod is, is er geen noodzaak voor nieuwe workers en zal het platform deze bonus dan ook heroverwegen.
Op 28 en 29 juni 2019 vind de 6e editie van de ‘International Workshop on the Sharing Economy plaats in Utrecht. Voor mij was de eerste editie in 2015 mijn eerste ‘confrontatie’ met de academische wereld. Een zaal met ruim 80 mensen, waarvan ik er slechts één kende. Een verademing. Intussen heb ik ook de andere 4 voorgaande edities bezocht, was een keer keynote speaker en heb 2 papers gepresenteerd. Dit jaar maak ik deel uit van het organisatie team.
Deze week is de call for applications open gegaan, vanaf april kun je je ook als bezoeker registeren. Ik kan iedereen aanbevelen hier heen te gaan. Het is super interessant om de paper presentations van internationale onderzoekers aan te horen en met hen in gesprek en debat te gaan. We verwachten zo’n 75 contributions in meerdere disciplines. Voor mij zijn deze academische events een waardevolle bron van inspiratie en informatie geweest. Doe er je voordeel mee.
De rechter heeft geoordeeld: bezorgers van Deliveroo zijn geen zzp’ers, maar schijnzelfstandigen. De contracten zijn niet bespreekbaar, de tarieven zijn te laag, en de werkdagen zijn niet flexibel genoeg. Wat betekent dit oordeel voor andere platformbedrijven?
Contact
Inspiratie opgedaan en advies of onderzoek nodig bij vraagstukken rondom de platformeconomie?
Neem gerust contact op via een reply op deze nieuwsbrief, via mail ([email protected]) of telefoon (06-50244596).
Bezoek ook mijn YouTube kanaal met ruim 400 interviews over de platformeconomie en mijn persoonlijke website waar ik regelmatig blogs deel over de platformeconomie.
Goedemorgen! In deze editie wat focus op de toekomst van de maaltijdbezorgsector en aandacht voor een mooi initiatief om thuisschoonmaaksters meer zekerheden te geven. Want hoewel er nog flinke uitdagingen liggen voor platformen in de kluseconomie, kunnen platformen ook unieke bijdragen leveren aan de positie van de werker. Om dan toch in de positieve flow door te gaan heb ik deze week gewerkt aan een uitgebreid stuk ‘waarom platformen niet de nachtmerrie, maar de ultieme droom zijn voor vakbonden’. Binnen een paar weken verschijnt het stuk ergens in de media of online. Fijne week!
Deze week maakten zowel Albert Heijn als IKEA bekend om samen met Deliveroo en Thuisbezorgd maaltijden te gaan bezorgen. IKEA vanuit de eigen keuken in de vestiging in Groningen. Ik kan mij echt niet voorstellen dat dat serieus is en het lijkt dan ook meer op een weinig creatieve PR activiteit.
Het experiment van AH lijkt mij een stuk meer levensvatbaar en is in principe een heel logische stap. Je kunt een maaltijd zelf maken door het aanschaffen van ingrediënten, je kunt een maaltijdbox kopen zodat je alsnog zelf moet koken maar niet meer hoeft na te denken over recept en ingrediënten. Of je laat een gezonde maaltijd thuisbezorgen via een van de distributie partners, in dit geval Deliveroo en Thuisbezorgd. Al dan niet via een eigen app (die een koppeling heeft met de maaltijd koerier diensten, waarschijnlijk zullen zij een white label variant van hun app beschikbaar stellen.
Met de stap van Albert Heijn in combinatie met wat gezond verstand, zou je het volgende kunnen zeggen over de toekomst van de maaltijd bezorg markt:
Op dit moment besteedt de gemiddelde Nederlander een paar tientjes per jaar aan ’thuisbezorgd’ eten. Dit terwijl je 3x per dag een maaltijd nuttigt. Je mag 3x raden waar de interesse van alle bestaande en nieuwe spelers in de thuisbezorgd markt vandaan komt;
Waar het assortiment van eten dat je thuis kunt laten bezorgen voorheen in het wat meer eenvoudige ‘fast food’ zat (het schijnt dat 50% van alle pizza’s wordt thuisbezorgd), zie je dat bestaande en nieuwe spelers zich voornamelijk nu richten op kwalitatief beter eten. Zij richten zich met eigen bezorgers op restaurants die voorheen niet bezorgden;
Een Domino’s Pizza zit vaak niet op een plek met de duurste meters (maar wel logistiek optimaal) en is er volledig op ingericht op afhaal en bezorging. Een normaal restaurant niet. Hoe meer de vraag zal stijgen, hoe meer zal blijken dat een normaal restaurant op alle vlakken eigenlijk helemaal niet is ingericht (en ook niet de kennis en kunde in huis heeft) voor eten buiten de deur van het restaurant;
Het is dan ook een kwestie van tijd tot er (meer) delivery only restaurants zullen openen die specifiek gericht zijn op bezorgdiensten. Op de minder dure locaties (maar wel logistieke knooppunten), met de faciliteiten voor bezorgers om het proces te optimaliseren en een efficiënte keuken. Deliveroo experimenteede overigens eerder al met eigen ‘mobiele’ keukens bij Amsterdam RAI, het voorbeeld van Albert Heijn past ook in dit rijtje;
Dat leidt tot de vraag: welk merk wordt leidend? Het merk van de aanbieder (het restaurant of zoals in het geval van dit bericht Albert Heijn) of het merk van de bezorgdienst. Ik voorzie een model waarin beide merken zullen blijven bestaan. De Deliveroo’s en UberEats van deze wereld als logistieke en ‘entry app for food’ en de restaurants die zich als merk zowel binnen als buiten de app profileren.
Hiervoor is het wel nodig dat de restaurants zich meer gaan richten op branding en het klantcontact niet volledig aan één partij verliezen. Dat is natuurlijk wat er is gebeurt bij hotels en Booking.com. Hotels outsourcen hun online marketing en sales aan een extern platform in ruil voor een marge op transactie. Op zich geen verkeerd model, maar het wordt wel spannend wanneer het hotel zelf helemaal geen kennis van deze business in huis heeft en ook niet zelf een alternatief kan bieden. Het is dan ook de vraag of dit haalbaar is voor de kleinere spelers.
Er zou zich ook een nieuwe partij op de markt kunnen melden, een soort van aggregatie platform. Zo hebben net als de Uber chauffeur in New York ook restaurants meerdere ipads open staan. Er wordt flink gemultihomed. Daar ligt weer een kans voor een nieuwe speler. In dit stuk uit het FD wordt een partij beschreven die dit voor de restaurants al doet.
Blik in de toekomst
Hoe de markt er dan uit zou kunnen gaan zien is dat dienstverleners als Deliveroo en UberEats de logistieke platformen en de entry app voor iedereen die eten wil laten bezorgen zijn. De restaurants bieden hun maaltijden aan via de app. Zij zullen hun delivery maaltijden aanbieden vanuit verschillende ‘delivery only restaurants’ op logistiek slimme locaties. Deze restaurants zijn geoptimaliseerd voor delivery. Omdat het restaurant ook zelf zichtbaar moet zijn, zullen zij op drukke locaties ‘flagship restaurants’ openen waar mensen ook echt kunnen eten. Dit om een sterk merk neer te zetten, te kunnen groeien en niet te afhankelijk te worden van de logistieke platformen.
Voorwaarde
Belangrijkste voorwaarde is natuurlijk dat het de logistieke aanbieders lukt om het businessmodel van maaltijd bezorging rond te krijgen binnen de verwachtingen van de maatschappij (lees: de discussie over bezorgers). Jitse Groen van Thuisbezorgd heeft zijn twijfels of dit gaat lukken. De eigen Thuisbezorgd koeriers staan buiten iedere discussie, omdat alle afdrachten worden gedaan. Alleen heeft hij wel gezegd dat daardoor deze activiteit altijd verlieslatend zal zijn. Wat kunnen partijen als Deliveroo en UberEats dan doen om dit wel voor elkaar te krijgen?
Daarnaast moet het nog blijken of delivery voor restaurants als substantieel onderdeel van de business ook écht uit kan. Nu is delivery namelijk vaak nog een ‘extra’ iets. Je zou kunnen zeggen dat het een parasitair model is. Met de gasten in het restaurant zijn de vaste kosten al betaald, de mensen zijn al aan het werk, dus de enige extra kosten zijn de ingrediënten voor de maaltijden. Daarnaast verkoop je aan gasten IN het restaurant ook nog drank, waar een fijne marge op zit. Het is de vraag dat wanneer een luxe restaurant (eigenlijk alles boven de pizzabakkers) voor het grootste deel afhankelijk wordt van delivery, of dan de rekeningen kunnen worden betaald.
“On Alia, people who employ home cleaners can now pay into a collective fund for each worker that will enable them to miss a day and still get paid and access benefits like life insurance.”
Veel discussies over de kluseconomie gaan over markten waar minder dan 1 procent van degenen die het werk uitvoeren dit via een digitaal platform doen. Ook degenen die het werk buiten een platform om organiseren (de ruim 99% waar nog maar weinig over wordt gesproken) zijn vaak erg kwetsbaar. Thuisschoonmaak is daar een goed voorbeeld van.
Ik kwam dit artikel tegen over Alia, een platform waar klanten van thuisschoonmaaksters standaard per klus een bedrag kunnen ‘doneren’ dat de schoonmaakster kan gebruiken voor “access benefits like paid time off and sick leave, as well as benefits like life insurance, critical illness insurance, and disability or injury”.
Volgens mij een top idee: “Most employers want to do the right thing–they just haven’t had a really easy way to do it”.
Ik denk dat met een aantal eenvoudige aanpassingen dit platform van nog meer waarde kan zijn voor de schoonmaaksters. Want waarom alleen die extra 5 dollar per schoonmaakbeurt digitaal incasseren? Een van de voordelen van het werken via een platform als Helpling is dat de schoonmakers gegarandeerd betaald krijgen. Dit is natuurlijk ook prima als een losse service aan Alia toe te voegen (sorry Helpling, nothing personal). Als er vervolgens nog een vraag- en aanbod marktplaats wordt toegevoegd, dan in de cirkel rond.
Technologisch gezien is dit echt geen rocket science. De initiator achter dit initiatief is de National Domestic Workers Alliance. Ook interessant om te checken is de platform coöperatie Up&Go, welke is geïnitieerd door het Center for Family Life in Brooklyn. Zie ook dit interview op mijn YouTube kanaal.
Ik zou zeggen: als een vakbond iets wil doen voor de thuisschoonmakers, dan is het starten van een project als deze een hele goede stap. Dus niet alleen de bedreigingen, maar ook de unieke kansen van de platformeconomie benutten. Ik denk graag mee.
2019 is voor de grote ‘unicorn’ platformen als Uber, Lyft en Airbnb een spannend jaar. Het ziet er namelijk naar uit dat 2019 het jaar van de beursgangen van platformen gaat worden. Dit jaar zal dus duidelijk moeten worden of de beurs de beloften van de ondernemers en de verwachtingen van de investeerders deelt. Vorige week schreef ik al twee stukken over deze ontwikkelingen.
Er gingen eind vorig jaar geruchten over de waardering van Uber voor de beursgang: 120 miljoen dollar. Dat terwijl er ‘slechts’ 24,2 miljard in het platform is geïnvesteerd. Uit een onlangs verschenen rapport komt een voorspelling van 90 miljard naar voren. En in dit uitgebreide stuk wordt duidelijk dat ook die 90 miljard (alsnog een hoop geld) ook wat erg ambitieus lijkt. Interessant stuk wanneer je meer wilt weten over de achterliggende gedachten van deze waardering.
In de kluseconomie durven veel platformen vanwege het risico op classificatie ‘werkgever’ het niet aan om verzekeringen aan te bieden voor de ‘freelancers’ die via hun platformen werken. Dan is het natuurlijk een kwestie van tijd tot er weer wat slimme startups (of bestaande verzekeraars, maar dat duurt meestal wat langer) in dat gat springen. Dit artikel geeft een samenvatting van een rapport (welke achter een paywall zit) over deze ontwikkeling:
“A number of insurtech startups — including UK-based Dinghy, which focuses on liability insurance, and US-based Slice, which provides on-demand insurance for a range of areas — have moved to capitalize on this new segment of the labor market. These companies have been busy finding new ways to personalize insurance products by incorporating emerging technologies, including AI and chatbots, to target the gig economy.”
Ik verwacht dat een deel van dit soort verzekeringen in de basis verzekeringen of als extra optie (sms wintersportdekking aan naar 9292) vanuit de huidige pakketten zal worden aangeboden. Dit zal zijn voor verzekeringen betreffende een activiteit (en risico) dat redelijk universeel is en met een regelmatig karakter zal worden uitgevoerd. In het ‘verleden’ heb ik dit zien gebeuren met verzekeringen in de deeleconomie waarbij o.a. Centraal Beheer autodelen en vakantieverhuur als standaard in de polis heeft opgenomen.
Voor de meer specifieke, misschien ook hoger risico en onregelmatige activiteiten zal er een meer ‘on demand’ model komen waarbij per specifieke activiteit een verzekering on demand wordt ingeschakeld. Handmatig, of met een trigger vanuit het platform. Platformen hebben er alle baat bij dat dit bij de aanbieders goed is geregeld, dus op het moment dat zij iets aan kunnen bevelen (aanbieden wordt al tricky), dan zullen zij dit zeker doen.
“A new rule requiring Airbnb hosts in New York to disclose rental information to the city is being blocked until litigation over the ordinance is resolved.”
En weer een nieuw hoofdstuk van het kat en muis boek van platformen in New York…
“Delivery jobs for two gig economy giants are being traded to alleged illegal immigrants in a black market, a Sunday Times investigation has revealed.Workers at Deliveroo and Uber Eats who have passed vetting checks are offering up their jobs online.” Ook in dit stuk wordt hierop ingegaan.
Dit stuk is in lijn met een artikel dat ik twee weken geleden deelde over hoe sommige Uber chauffeurs in Amsterdam hun account onderverhuren aan mensen die niet aan de kwalificaties voldoen om te mogen rijden voor Uber.
De vraag die ik toen stelde was: ok, niet goed, maar in hoeverre wordt dit ook niet door niet-Uber chauffeurs gedaan?
In de case van maaltijdbezorgers is de situatie toch wel anders. Deze werden voorheen ingehuurd en aangestuurd door de restaurants zelf. Even er van uit gaande dat de meeste restaurants dit goed regelen, kun je zeggen dat het in die situatie lastig was om je werk door een ander te laten uitvoeren zonder dat het voor het restaurant opvalt.
Als maaltijdbezorger die via een app werkt heb je eigenlijk helemaal geen vaste contacten of ’thuisbasis’, dus is het makkelijker om dit ‘onder te verhuren’. Dit is dus een van de gevaren van de kluseconomie. Tenzij de apps met een meer geavanceerde verificatie methode gaan werken waarbij je op willekeurige momenten wordt gevraagd even vriendelijk in de selfie cam van je smartphone te kijken.
“In tal van sectoren lopen ondernemers het risico klanten te verliezen aan platformen. Maar wie de platformeconomie vóór zich kan laten werken, kan daar juist veel mee winnen. Hoe werkt dat in de praktijk?”
Voor het BusinessBoost platform van ING werd ik geïnterviewd over de impact van platformen op ondernemingen (focus op MKB) en hoe zij zelf de regie kunnen nemen.
Contact
Inspiratie opgedaan en advies of onderzoek nodig bij vraagstukken rondom de platformeconomie?
Neem gerust contact op via een reply op deze nieuwsbrief, via mail ([email protected]) of telefoon (06-50244596).
Bezoek ook mijn YouTube kanaal met ruim 400 interviews over de platformeconomie en mijn persoonlijke website waar ik regelmatig blogs deel over de platformeconomie.
Goedemorgen! En de beste wensen. Het mag nog. Nét. In de eerste nieuwsbrief van dit jaar aandacht voor een van de belangrijkste platform ontwikkelingen voor 2019: de stresstest van de businessmodellen van platformen. Zijn de business models sustainable wanneer a) het VC geld is opgedroogd en b) zij zich aan de geldende regelgeving moeten houden? In deze editie een aantal artikelen en analyses van wat komen gaat. Het gaat weer een mooi jaar worden.
Een van mijn voorspellingen voor 2019 is dat dit jaar de stresstest wordt voor de businessmodellen van de platformeconomie. Oftewel: kunnen de beloftes waargemaakt worden en zijn de platform modellen duurzaam.
Het succes van een platform hangt af van veel factoren: timing, strategie, de mensen, geld en meer. Dit zijn variabelen die niet altijd even makkelijk in een voorspelling te vangen zijn. Maar er zijn ook veel andere logische mechanismen die het succes van een platform kunnen voorspellen. Mechanismen waar niet mee valt te spotten en die hooguit met veel geld kunnen worden vertraagd. Dit uitstekende artikel gaat in op deze mechanismen: “What Alibaba, Tencent, and Uber teach us about networks that flourish. The five characteristics that make the difference.”
Het begint al goed: “In 2016, Didi became the world’s largest ride-sharing company, reaching 25 million trips a day in China and surpassing the combined daily trips of all other ride-sharing companies across the globe. It had arrived at this milestone by merging in 2015 with its domestic rival, Kuaidi, and pushing Uber out of the Chinese market after a fierce, expensive battle. With its competition gutted, Didi gradually began to improve its margins by reducing subsidies to drivers and passengers.
But just as the company began to reach profitability, in early 2018, Meituan, a giant player in online-to-offline services such as food delivery, movie ticketing, and travel booking, launched its own ride-hailing business in Shanghai. Meituan didn’t charge drivers to use its platform for the first three months and afterward took only 8% of their revenues, while Didi took 20%. Drivers and passengers flocked to the new service. In April, Didi struck back by entering the food delivery market in Wuxi, a city close to Shanghai. What followed was a costly price war, with many meals being sold for next to nothing because of heavy subsidies from both companies. So much for Didi’s profitability.”
Aan de hand van deze case worden er in dit artikel 5 oorzaken gegeven waarom een platform model als Didi, maar daarmee ook een model als Uber en velen anderen, uiterst kwetsbaar is:
Sterkte van netwerk effecten: platformen hebben het voordeel dat het aansluiten van een nieuwe gebruiker technisch gezien weinig tot niets kost. Hierdoor kan een platform snel schalen. Maar wat als het aansluiten van meer gebruikers niet leidt tot extra voordelen? Dan heb je daar relatief weinig aan;
Netwerk clustering: “The more a network is fragmented into local clusters—and the more isolated those clusters are from one another—the more vulnerable a business is to challenges.”. Platformen in de kluseconomie met een fysieke lokale transactie, de schoonmaker, taxichauffeur, oppasser of maaltijdbezorger. Bij dit soort platformen is de transactie lokaal: vraag en aanbod wonen bij elkaar in de buurt. Hierdoor is er geen nationaal of internationaal, maar een lokaal tot hyperlokaal netwerkeffect nodig om de dienst te laten werken. Hier in Houten heb ik niets aan 1.000 Uber chauffeurs in Amsterdam. Deze ‘geïsoleerde clusters’ maken het model kwetsbaar;
Gevaar dat vraag en aanbod elkaar buiten het platform treffen: veel platformen houden een marge per transactie in. Een commissie. Om dit model te laten werken is het vereist dat de transactie binnen het platform wordt afgehandeld. Treffen de gebruikers elkaar buiten het platform, dan verdien je als platform geen geld. Dit is vooral een probleem bij repeterende transacties tussen een zelfde vrager en aanbieder: schoonmaak en oppas. De eerste keer dat de transactie wordt uitgevoerd is het platform van grote toegevoegde waarde: het matchen van vraag en aanbod, achtergrondchecks, reputatiescores en meer. Maar de tweede keer…. Een de derde keer…. Het zou mij niets verbazen dat het uiteindelijk zo zal blijken dat het marge op transactie verdienmodel voor platformen in de kluseconomie met een repeterende transactie niet gaat werken. Je ziet dan ook niet voor niets dat traditionele ‘koppelaars’ veelal met een abonnementsmodel werkten of met een ‘koppelingsfee’. Dit soort platformen zullen dus op zoek moeten gaan naar een ander en creatiever businessmodel. Dit soort platformen moeten een extreme klantfocus hebben en hebben niet de luxe om te versuffen. Op het moment dat de gebruiker niet de toegevoegde waarde ziet, is ie weg;
Multi homing: “Multi-homing happens when users or service providers (network “nodes”) form ties with multiple platforms (or “hubs”) at the same time. This generally occurs when the cost of adopting an additional platform is low. <..> When multi-homing is pervasive on each side of a platform, as it is in ride hailing, it becomes very difficult for a platform to generate a profit from its core business. Uber and Lyft are constantly undercutting each other as they compete for riders and drivers.”. Kort samengevat: wanneer het voor zowel vraag als aanbod makkelijk is om van meerdere apps tegelijk gebruik te maken en je als platform geen unieke propositie hebt, dan ben je kwetsbaar. En wanneer dit voor zowel vraag als aanbod geldt, dan heb je een probleem;
Network Bridging: “As the most successful platforms connect across more and more markets, they’re becoming increasingly effective at tying together industries. Just as the Alibaba Group moved from commerce to financial services, Amazon has moved beyond retail to entertainment and consumer electronics. Platforms are thus becoming crucial hubs in the global economy.” Je bent sterker wanneer je in verschillende sectoren opereert en deze groepen en sectoren elkaar versterken.
De bovenstaande 5 mechanismen, veel van deze zijn al meerdere keren in deze nieuwsbrief voorbij gekomen, geven een indicatie welke platform markten en modellen kansrijk en kansloos zijn de komende jaren. En geven ook een goed beeld hoe divers en nog niet uitontwikkeld het platform model is.
Platformen verlagen transactiekosten, maar verlagen zij deze kosten genoeg om de miljarden aan investeringen die platformen ontvangen en hebben ontvangen te verantwoorden? Oftewel: kan het model uit wanneer de kraan met extern geld is dichtgedraaid?
De komende jaren zal voor verschillende sectoren duidelijk moeten worden of platformen de belofte die zij (naar investeerders) hebben gemaakt waar kunnen maken. Vraag 1 is of zij in staat zijn om zelfstandig zonder externe financiering op eigen benen te kunnen staan. Vraag 2 is of de winsten interessant genoeg zijn voor de hoge verwachtingen van de investeerders.
Voor de platformen die zelf investeren in ‘on demand free floating last mile transportation services’, oftewel: deelstepjes, -scooters en -fietsen zonder vaste stalplaats, ziet het er met de start van 2019 niet al te rooskleurig uit. Deze veelbelovende sector waar vele miljarden in zijn gepompt zit in zwaar weer. In dit stuk komt naar voren dat de grote Chinese platform scale-ups steeds meer moeite hebben om geld van investeerders los te peuteren. En dat op een moment ver voordat deze platformen op eigen benen kunnen staan. Zo gaf de oprichter van het Chinese deelfiets platform Ofo aan de eigen medewerkers toe dat de bodem van de bankrekening in zicht is. Afgelopen maart stopte Alibaba nog een kleine 900 miljoen dollar in het bedrijf. Dat is dus snel gegaan. Ik kan mij niet voorstellen waarom investeerders hier nog verder hun geld in zouden willen stoppen.
Ook interessant om te lezen is dit interview in de Financial Times met Tony Ho, vice-president of global business development bij Segway-Ninebot. Hij is er van overtuigd dat “Electric scooter sharing start-ups, including Bird and Lime, are not sustainable”. Deze business zit enerzijds met hoge opstartkosten: een electrische deelstep is prijzig, maar ook de logistiek rondom het opladen is een kostbare zaak. Tony is overigens de lachende derde. In het interview geeft hij aan dat de producenten van de stepjes de enigen zijn in het proces die wél geld verdienen. Ook is hij er van overtuigd dat de electrische step (maar dan in particulier bezit) een blijvertje is. “It’s amazing how these companies, especially Bird, managed to really educate the market in such a short period of time”. En daar maakt hij dan weer dankbaar en slim gebruik van.
Waar platformen in eerste instantie hun focus legden op het ontsluiten van (onbenutte) capaciteit (spullen en arbeid) van anderen, is het platform model waar de deelstepjes, -scooters en -fietsen in eigen eigendom en beheer van het platform zijn een stuk ingewikkelder. Op zich was en is het enthousiasme over dit soort concepten niet zo vreemd: in steden liggen veel kansen voor ‘last mile’ oplossingen en is er simpelweg niet onbeperkt plek voor nog meer auto’s en taxi’s, maar het model is gewoon erg ingewikkeld. Maar de ervaring uit het verleden leert ook dat het ontzettend moeilijk is om een deelfiets systeem businesswise succesvol rond te krijgen. Dit is ook terug te lezen in dit willekeurige stuk over deelfietsen in Londen: “London’s 4,000 Boris bikes cost taxpayers £1,400 for each bicycle every year despite sponsorship from Barclays“.
Conclusie:
Van de platform modellen die we nu zien, is nog niet duidelijk of zij ook echt uit kunnen. Of zoals een econoom pas zei: met de miljarden van de VC’s kunnen niet de economische wetmatigheden worden afgekocht;
Platformen zijn goed in het ontsluiten van andermans capaciteit, maar zodra platformen ook zelf gaan investeren in assets en dan zeker in assets in een markt die nog onontgonnen is, zijn de risico’s groot en is de runway lang;
Ik dacht er ook nog aan of dit soort berichten negatief kan uitpakken voor de beursgang van Uber in 2019. Immers: Uber begeeft zich ook in deze markt en er zijn geruchten dat Uber met deelstep partijen in gesprek is voor mogelijke overnames. Enerzijds zou je zeggen: negatief. Omdat dit aangeeft dat er nog flinke investeringen moeten worden gedaan voordat er over een hele lange tijd mogelijk eens geld uit komt. Anderzijds heeft Uber wel interessante papieren, aangezien het bedrijf de deelmobiliteit in een totaalpakket kan meenemen. Bottom line denk ik dat het slecht nieuws is.
Met de opkomst van de ‘ride hailing’ diensten als Uber waar iedereen met een redelijk nieuwe auto bij kon klussen als taxichauffeur zag je verschillende reacties van overheden. In Europa werd vrij consistent tegen het UberPop model ingegaan en werden dit soort diensten verboden. Je ziet dat Uber in bijna alle landen van Europa dan ook alleen werkt met gekwalificeerde chauffeurs. Om in Nederland als Uber chauffeur aan de slag te kunnen gaan is al snel een eigen investering van 4.000euro nodig en duurt het al snel 4 maanden voordat je pas aan de slag kunt.
De Verenigde Staten en China waren een stuk makkelijker: hier waren de drempels om als ‘ride hailing’ chauffeur aan de slag te gaan erg laag. Met als gevolg dat veel chauffeurs het rijden voor ‘erbij deden’. Vorig jaar werden de regels in New York al sterk aangetrokken na een explosie van het aantal taxi’s in de stad. Ook China onderneemt nu actie met strengere regulering op chauffeur en auto, waardoor het voor parttime chauffeurs niet meer uit kan om via een platform aan de slag te gaan. En dat is een groot probleem voor een platform als Didi: “Most drivers on Didi Chuxing — the startup that captured 90 percent of China’s e-hailing trips in 2017 per consulting firm Bain & Company — were part-time. That’s according to a report Didi put out in October 2017, which said half of its drivers worked less than two hours a day.”.
Deze wet kan dus een flinke bom leggen onder de aanbod kan van het Didi platform. Wat ik vooral interessant vind om te zien is dat hoewel landen en continenten in eerste instantie wbt regulering anders reageren op nieuwe ontwikkelingen, ze op lange termijn op een zelfde punt uit zullen komen. De leer- en lobbyweg is anders, maar het resultaat zal meer op een lijn liggen dan we (en ook ik) vooraf in hadden kunnen schatten.
Hij spreekt o.a. over de noodzaak voor platformen als Uber om lage drempels te hebben voor aanbieders om snel aan de slag te kunnen: het verloop is enorm: “After six months on the job, 68% of drivers are no longer there.” Weer een kwetsbaarheid in het model 😉 Een kwetsbaarheid die platformen als Uber overigens al lang door hebben: eind vorig jaar bracht Uber allemaal nieuwe features uit waarbij je meer voordelen krijgt naarmate je meer voor het platform rijdt. Ze zijn er dus ook echt wel achter dat ze op zoek moeten naar een meer stabiele supply. Misschien dan ook maar eens meer verantwoordelijkheid nemen voor die chauffeur. Ik weet zeker dat Uber met alle data uit het verleden prima vooraf de drukte kan voorspellen en op basis daarvan een vaste ploeg aan kan nemen en de pieken op kan vangen met flexibele krachten. Maar of dat ooit zover zal komen….
Nu ik in steeds meer lijstjes als expert sta, merk ik ook dat ik steeds vaker wordt gevraagd om over zaken iets te vinden die niet direct binnen mijn expertise vallen. Zo werd ik in het oude jaar door EenVandaag thuis bij de kerstboom op video gezet (je ziet mij na 1 minuut) over het toenemend aantal koeriersbusjes door de groei van e-commerce. Vaak is het dan ook niet echt rocket science: als het aantal busjes stijgt, dan lopen de straten vol, dus moeten we op zoek naar andere oplossingen. Verzamel distributie centra aan de rand van een stad, verzamelpunten in de buurt, etc. En zolang de bezorger per pakketje wordt betaald, dan is het logisch dat deze het gaspedaal eens extra intrapt. Zeker wanneer de vergoeding zo laag is dat massa noodzakelijk is voor een beetje een redelijk inkomen. Kern van het probleem is natuurlijk ook dat bezorging als gratis wordt ervaren. En gratis bestaat niet. Iemand moet de rekening betalen. En in veel gevallen is dat de meest kwetsbare en makkelijk inwisselbare schakel…
Mijn kinderen waren overigens ook weer blij om papa op televisie te zien, zie dit schattige filmpje.
Interview bij Radio 1 naar aanleiding van een rapport van het CBS dat 900.000 Nederlanders geen toegang hebben tot het internet. Is dat erg? It depends….
Contact
Inspiratie opgedaan en advies of onderzoek nodig bij vraagstukken rondom de platformeconomie?
Neem gerust contact op via een reply op deze nieuwsbrief, via mail ([email protected]) of telefoon (06-50244596).
Bezoek ook mijn YouTube kanaal met ruim 400 interviews over de platformeconomie en mijn persoonlijke website waar ik regelmatig blogs deel over de platformeconomie.
Goedemorgen! Met de 140ste editie van deze nieuwsbrief (welkom nieuwe abonnees en dank iedereen voor de promotie vorige week!) ook gelijk de laatste editie van 2018. Volgende week ben ik er even een weekje tussenuit. Ik kijk terug naar een mooi en interessant jaar waar de discussie over de platformeconomie eindelijk (!!) op gang is gekomen. Ik hoop dat ik met deze wekelijkse nieuwsbrief heb mogen bijdragen aan de nodige duiding in het debat. Met de rapporten van ING (platformen pakken over 10 jaar 20-70% van de uitzendmarkt), KPMG, de rechtszaken van FNV en de vele onderzoeken en commissies die vanuit Den Haag zijn opgezet belooft 2019 een interessant jaar te worden. Een jaar waarin de platformeconomie, en dan in het bijzonder de kluseconomie, langzaam zal moeten landen in de ‘normale’ economie. En een jaar waar de discussie op een hoger niveau zal worden gevoerd en onderzocht welke unieke kenmerken van platformen bij kunnen dragen aan een meer inclusieve arbeidsmarkt en samenleving. Ik kijk er naar uit. Fijne feestdagen en een mooie jaarwisseling alvast!
Vakbonden en technologie, een combinatie die je niet vaak tegenkomt. In Zweden is onderzoeker Fredrik Söderqvist (hij kwam hier al vaker voorbij -> check ook deze video) bezig om voor de vakbond Unionen (sidenote: in Zweden is 70% lid van een vakbond, in Nederland minder dan 20%) te onderzoeken hoe de bond leden beter kan bedienen met behulp van data. Zo onderzoekt hij onder andere hoe je collectieve afspraken kunt borgen in het algoritme van een platform.
“Every day, Unionen receives more than 900 calls from members looking for advice or reporting problems at work. The information from these calls — who the caller is, where they work, what their complaint is — are logged in a massive database of information on the union’s membership that informs a broader picture of the Swedish labor market and economy.
The algorithm makes predictions based on how companies acted in the past. It can already anticipate broad economic trends and indicate how an incoming CEO might restructure a firm.
Söderqvist says that if unions can get ahead of the economic curve, they will be able to even the playing field for their members — both in terms of improving employment practices and in addressing risks to jobs posed by automation. Access to good information and analysis has always been integral to a union’s success”.
Hoewel dit idee fantastisch klinkt, zit er ook een risico aan. Het bekend worden van een vermoeden van een ontwikkeling als een crisis kan deze ontwikkeling ook versterken en versnellen. Maar de manier waarop zij met data bezig zijn om hun leden beter te kunnen bedienen en ook echt verder te helpen (proactief ipv reactief) is op zichzelf al een groot compliment waard.
In het stuk staan verder nog wat mooie voorbeelden hoe andere vakbonden proactief met dit soort vraagstukken bezig zijn, maar ook hoe andere vormen van organiseren aan het opkomen zijn. Zoals je hier vaker hebt kunnen lezen ben ik er van overtuigd dat de opkomst van een digitale en platform economie de redding kan zijn van het vakbond model, onder de voorwaarde dat zij kunnen mee transformeren.
Zo is platform macht in veel gevallen prima te breken. Alles kan immers stuk. Dat breken kan door organiseren. Door het organiseren van:
Vraag (de klant) > zie voorbeelden van o.a. de #DeleteUber campagne waarbij Uber opeens het proces van het opheffen van een account moest automatiseren, omdat zij het handmatig niet meer aankonden. Organiseren van belang, omdat anders het gedrag van een platform wel op individueel gebruiker niveau wordt ‘afgestraft’, maar het zet weinig zoden aan de dijk en duurt lang, zoals het opzeggen van Facebook accounts. Een ander interessant gedachte experiment is de Datavakbond en slacktivism platformen als Avaaz.org;
Aanbod > dit is zeker effectief wanneer het netwerkeffect (hyper)lokaal of nationaal is. Als alle restauranthouders in Houten waar ik woon een eigen app bouwen binnen een eigen coöperatie en na een half jaar collectief hun Thuisbezorgd.nl abonnement opzeggen, dan is Thuisbezorgd dood in Houten. Wat overigens niet zegt dat dit een goede oplossing is: de marktmacht is immers verschoven en de klanten zijn zeer waarschijnlijk af met een minder goede dienstverlening en app. (hoewel we de klantgerichtheid van het thuisbezorgen van een pizza misschien ook wel niet als een maatschappelijke ramp hoeven te beschouwen…);
Medewerkers > bij bedrijven die medewerkers met schaarse skills hebben, hebben deze meer macht dan zij denken. Kijk maar wat er nu bij Google gebeurt;
Aandeelhouders > zoals het initiatief Follow This (check hier en koop gelijk een aandeeltje Shell) waarbij aandeelhouders worden aangespoord om hun stemrecht te gebruiken om een bedrijf te activeren.
Wanneer je naar bovenstaand kijkt, dan zou je ook kunnen zeggen dat vakbonden hun dienstverlening of netwerk flink kunnen uitbreiden. En dat vakbonden misschien wel de meest spannende kansen hebben van allemaal.
Ook nog interessant om te lezen over dit onderwerp is het artikel: “Grassroots action prominent in the platform economy“. “Platform workers are getting organised, and not always through a trade union. Recent research from the European Trade Union Institute indicates that digital platforms, harbingers of increasing precarity in the labour market, have also become sites of creativity and experimentation in the labour movement.”
ESB (Economisch Statistische Berichten) heeft afgelopen week een speciale platform editie onder de naam ‘Digitale Platformen, de economie van klussen, delen en liken’ uitgebracht. Mocht je tijdens het uitbuiken na het kerstdiner nog iets interessants willen lezen, dan is dit de kans.
Ik zal nu geen papers uit deze uitgave uitlichten, ik denk dat ik dit begin 2019 doe in een speciale ESB editie. Ook ik moet het hele rapport nog lezen. Wat nu wel al interessant is om te melden (ik had een paar stukken al eerder ontvangen) is dat wanneer je naar de inhoudsopgave kijkt je de volgende 4 onderwerpen die ESB heeft uitgekozen als belangrijkste in het debat:
Platformen (de context, klinkt saai, maar brood en broodnodig om te begrijpen wat er aan de hand is en waarom);
Arbeidsmarkt;
Publieke belangen;
Marktmacht.
Over marktmacht verscheen deze week overigens ook een internet consultatie van Economische Zaken: “toekomstbestendigheid mededingingsbeleid in relatie tot online platforms”. Waarbij mij het opviel dat er nog veel focus is op de consument (de klant), terwijl veel van de genoemde punten als ‘geïndividualiseerde prijsdiscriminatie’ ook voor aanbieder (supply) geldt. Aangezien het een open consultatie is (iedereen mag er zijn of haar plasje overheen doen) heb ik dit punt dan ook ingebracht.
In de media werd het ESB dossier ook veelvuldig aangehaald. De bijdrage van TNO zag ik het meest voorbij komen. Hier zat in de berichtgeving overigens een interessante tegenstelling: aan de ene kant werd gezegd dat ‘dé platformwerker’ niet bestaat (waar ik het 100% mee eens ben) en aan de andere kant werden cijfers van een onderzoek waar veel platformwerkers als de maaltijd koeriers en ik vermoed ook de thuisschoonmakers als leidraad voor de discussie genomen.
To be continued dus, maar voor nu zeker een leestip voor de kerstdagen.
Dit verhaal gaat over een paar UberEats maaltijdbezorgers in Londen die toen de vergoedingen daalden dachten: ‘maar voor dit bedrag ga ik niet werken’, koffie gingen drinken bij de Mc Donalds en op basis van die data werden ‘gedeactiveerd’.
Dit ‘kerstverhaal’ laat de kwetsbaarheid zien van workers met commodity skills (even platgeslagen: voor jou tien anderen) op een on demand platform. Een platform kan deze worker zonder opgaaf van redenen deactiveren (toegang tot de app ontzeggen) of simpelweg minder of geen aanbod meer doorsturen. Dit soort verhalen laat ook zien dat we een maatschappelijk debat moeten starten in hoeverre deze intransparantie wenselijk is en of we als maatschappij geïndividualiseerde beloningsmechanismen willen hebben.
Dat iets kan, betekent niet dat het ook moet gebeuren. Ik hoor wel eens in discussies de opmerking ‘maar dit werk is bedoeld al bijbaan’. Dat kan, maar dat is dan geen reden om dan geen zorgen te hebben over dit soort issues.
Collega Koen Frenken deed in zijn keynote ‘Unpacking the Gig Economy: Are we asking the right questions?’ op het Reshaping Work congres in oktober een interessant gedachte experiment rond 11 minuten. In het fragment ‘from definition to variables’ stelde hij in verschillende stappen verschillende elementen van de definitie van de gig economy ter discussie. “freelancers performing paid labour through one-off short-term assignments mediated by online platforms.”
Een van de belangrijkste onderdelen die hij ter discussie stelt is of de beperking tot ‘online platforms’ het debat en onderzoek naar de kluseconomie negatief beïnvloedt. Immers: hoewel de manier waarop de transactie tot stand komt door platformen veranderd, is het werk dat daadwerkelijk wordt uitgevoerd zo oud als de weg naar Rome. En vormen de workers die het werk via een platform uitvoeren (maaltijd koeriers, thuisschoonmakers, oppassers, klussers, etc.) over het algemeen de grote minderheid wanneer je naar de totale groep kijkt die dit werk uitvoert.
“Wie zit er eigenlijk achter het stuur van je Uber-taxi? Dat kan zelfs Uber niet altijd weten, blijkt uit onderzoek van AT5. Door een levendige handel in accounts rijden naar schatting honderden chauffeurs onder andermans naam met de app rond.”
Dit is natuurlijk zorgelijk, maar toch is het goed om even naar de feiten te kijken en de juiste vragen te stellen. In het bericht staat: “Door een levendige handel in accounts rijden naar schatting honderden chauffeurs onder andermans naam met de app rond.” Dat is best heftig wanneer je weet dat (volgens deze reportage) in de Randstad (= by far het grootste werkgebied van Uber) 3.5000 Uber chauffeurs rondrijden (of in ieder geval een actief account hebben). Dan zou al snel 10 tot 20 procent van de Uber chauffeurs onder andermans account opereren. Toch wat vraagtekens:
“in twee chatgroepen waar AT5 in meekijkt, worden in een kleine twee maanden tijd tientallen keren accounts gevraagd en aangeboden.” Oké, tientallen. Maar zolang je niet weet in hoeverre a) deze accounts ook echt waren en b) hoeveel dubbelingen hier in zitten en c) hoeveel unieke aanbieders dit zijn, valt er weinig zinnigs over te zeggen. En is ‘enkele honderden’ een best enthousiaste schatting. Er wordt nergens duidelijk waar dit is op gebaseerd;
Natuurlijk vervelend dat dit bij Uber gebeurt, maar aangezien er ook veel mensen voor Uber rijden, is de kans dat iets gebeurt groter dan bij een klein taxibedrijf. De meest interessante en niet behandelde vraag is dan ook: in hoeverre wordt dit ook niet al gedaan in de ‘normale’ taxi wereld? Die zijn ook niet roomser dan de paus. Pas als je dat weet, dan kun je zeggen of dit soort praktijken bij Uber meer of minder gebeuren dan in de ’traditionele’ taxi wereld.
De vraag is dan ook of dit een Uber specifiek probleem is. Iedere houder van een taxi vergunning zou dit truukje uit kunnen h
alen. Je gaat mij niet wijsmaken dat dit alleen bij Uber gebeurt.
Dan de misschien interessantere vraag: hoe zouden dit soort praktijken kunnen worden voorkomen? Simpel: door technologie. Door niet die old skool taximeter verplicht te stellen, maar een app die bijvoorbeeld:
via gezichtsherkenning af en toe een check uitvoert of degene achter het stuur ook degene van de vergunning is;
via vingerafdruk;
via een verificatiecode die niet alleen bij het installeren van het account, maar ook af en toe op een random moment wordt verstuurd (dit zou Uber trouwens morgen al in kunnen voeren).
“How do you ‘scale up’ a nation? It’s a challenge that Estonia first embarked on in 2014 by becoming the first country to offer e-Residency.”
Running your country as a platform en concurreer met andere landen op basis van de User Interface van je land. Klinkt als een ver van je bed show, maar in Estland (het meest digitale land ter wereld) zijn ze hier al een paar jaar mee bezig.
Ik schreef al eerder deze Engelstalige blog en dit item in deze nieuwsbrief n.a.v. een studiereis naar Estland over deze wonderlijke case. Ik denk voor ieder een inspiratie hoe je als overheid je digitaal (maar ook niet digitaal) kunt organiseren en daarmee de transactiekosten van een overheid kunt terugbrengen en een technische infrastructuur kunt neerzetten waar anderen op in kunnen tappen.
Deze week publiceerde de president van Estland zijn visie op de toekomst van het e-Residency project. Een project waar iedereen ter wereld digitaal inwoner van het land kan worden om gebruik te maken van de diensten van de overheid. De whitepaper is zeker de moeite van het lezen waard. Geen zin om te lezen? Dan heb ik voor je de 4 meest interessante figuren uit de whitepaper hier onder op een rijtje gezet.
Contact
Inspiratie opgedaan en advies of onderzoek nodig bij vraagstukken rondom de platformeconomie?
Neem gerust contact op via een reply op deze nieuwsbrief, via mail ([email protected]) of telefoon (06-50244596).
Bezoek ook mijn YouTube kanaal met ruim 400 interviews over de platformeconomie en mijn persoonlijke website waar ik regelmatig blogs deel over de platformeconomie.
Goedemorgen! Ik mail je in deze speciale editie met een vraag. Mag ik even je aandacht?
Ik ben deze nieuwsbrief bijna 140 weken en 250.000 woorden geleden gestart met de ambitie om duiding in de discussie over -en ontwikkeling van- de platformeconomie te brengen. Omdat ik er van overtuigd ben dat dat de enige manier is om deze ontwikkeling verder te brengen op een manier dat het een positieve impact heeft op mens en maatschappij. Onder de huidige 500 abonnees zijn alle relevante stakeholders in Nederland en Vlaanderen vertegenwoordigd, iets waar ik erg tevreden over -en trots op- ben.
Toch ontmoet ik nog te vaak mensen waar deze nieuwsbrief relevant voor is, die nog niet van het bestaan hebben gehoord. En dat is zonde. Daarom wil ik jou, als abonnee op mijn wekelijkse nieuwsbrief, om een gunst vragen. Twee om precies te zijn.
Wil jij mij helpen om deze nieuwsbrief en daarmee de duiding in het debat rondom de platformeconomie te laten groeien door:
Vijf mensen in jouw netwerk met een persoonlijke boodschap / aanbeveling van het bestaan van deze nieuwsbrief, en de waarde die het voor jou toevoegt, op de hoogte brengen. Het beste beeld van de nieuwsbrief krijg je door door te verwijzen naar de profielpagina: https://www.getrevue.co/profile/martijnarets
Jouw enthousiasme over de nieuwsbrief te delen via jouw social media kanalen, zoals met deze voorbeeld tweet. En hiermee het bestaan van de nieuwsbrief voor een nog breder publiek bekend te maken.
Als het iedereen lukt om minstens 1 nieuwe abonnee aan te brengen (en ja, deze nieuwsbrief blijft gratis), dan kunnen we het bereik in één klap verdubbelen.
Hartelijk dank alvast!
Fijne feestdagen! (oké, volgende week maandag ontvang je de laatste editie van 2018)
p.s. mocht je andere ideeën hebben om het bereik van deze nieuwsbrief onder de aandacht van anderen te brengen, zoals vermelding in een eigen nieuwsbrief, website of gevelreclame 😉 -> be my guest!
Goedemorgen! Met nog maar twee nieuwsbrieven te gaan dit jaar deze week een extra lange editie, waarin ik onder andere inga op twee berichten over de omvang van de platformeconomie. Fijne week!
KPMG publiceerde twee weken geleden het rapport ‘Unlocking the value of the platform economy – mastering the good, the bad and the ugly’. Voor dit rapport hebben de auteurs vele interviews gehouden (ook met mij) én een database aangelegd met hierin 242 platform bedrijven met een minimale waardering van 100 miljoen. 187 Van hen hebben een waardering van meer dan 1 miljard.
Zoals ik ook in het volgende stuk zal melden heb ik nog wat vraagtekens bij wanneer je nu een bedrijf een platform bedrijf mag noemen. Belangrijk ingredient van het onderzoek is een database met 242 platform bedrijven. Ik denk dat het goed was geweest wanneer ze deze lijst openbaar hadden gemaakt. Natuurlijk hadden ze niet al hun research data vrij hoeven te geven, maar een lijst met namen en wat summiere info had wat meer inzicht gegeven achter de belangrijke conclusies die worden getrokken op basis van deze database;
Ik was begonnen met het maken van een samenvatting, maar dat was redelijk onmogelijk. Onder dit bericht heb ik de in mijn ogen 3 meest interessante figuren uit het rapport gedeeld. Verder zul je het rapport, dat via deze link is op te vragen, toch echt zelf moeten lezen. Het is zeer de moeite waard. Juist omdat het de opkomst en impact van platformen vanuit verschillende hoeken belicht en duidt.
Een van de conclusies van het rapport dat in de media breed werd gedeeld is dat slechts 2% van de mega platformen is Europees. 72 Procent komt uit de VS en 25% uit Azië. De vraag is natuurlijk: is dit erg? Een aantal gedachten:
Wat zegt de data?
Ten eerste de vraag in hoeverre deze data biased is. Tweederde van de 187 platformen met een waarde van meer dan 1 miljard zijn in handen van private investeerders. Deze hebben het belang bij een hoge waardering en ook een hogere waardering bij nieuwe rondes. De vraag is natuurlijk hoe legitiem deze waarderingen zijn, zeker ook omdat veel (oké, de meeste) platformen verlies draaien. Uber draaide bijvoorbeeld over 2017 een verlies van 4,5 miljard dollar. Europa loopt bijvoorbeeld weer voor wanneer het gaat om het percentage van platformen dat beursgenoteerd is: 44%. Tegen 35% VS en 26% Azië. Ik vermoed, maar ik ben daar geen expert in, dat dit soort waarderingen veel stabieler en geloofwaardiger zijn. De vraag is misschien ook wel of het een goede keuze is om te kijken naar de waardering, of moeten we toch kijken naar de omzet van de platformen. Ik vermoed dat er dan een ander beeld ontstaat (waarbij Europa alsnog achter loopt);
Hoe ‘ugly’ is een platform monopolie?
Platform monopolie wordt gebracht als een ‘ugly’ iets, terwijl de mate in hoe ‘ugly’ het kan worden ook heel erg afhangt wat de invloed is van netwerk effecten. Bij Facebook is het intussen aardig ugly, maar bij platformen met een meer lokaal netwerk effect en waar het platform ‘slechts’ een van de kanalen is waar een aanbieder van afhankelijk is;
Niet onmogelijk, maar er moet wel iets gebeuren
In het rapport staat ook deze belangrijke passage: “Given the fundamental impact on society – as described in this publication – we need to invest in a better understanding of the technologies and new economic models that come with platforms and how they are shaping society. This better understanding is necessary within corporates, government, institutional investors and the public.”
Want onder de streep zou het natuurlijk wenselijk zijn dat meer van dit soort platform ook Europese waarden als design hebben. Financiering wordt als een van de struikelblokken gezien, maar ik denk dat kennis een nog groter struikelblok is. En dan vooral een gebrek aan kennis vanuit alle stakeholders. Want de enige manier om grip te krijgen op de platformeconomie, ook wanneer deze van Europese bedrijven komt, is natuurlijk kennis. En daar draagt dit rapport mooi aan bij en is na ING nu ook KPMG een grote Nederlandse speler die op dit onderwerp is gedoken.
“The global platform economy, which revolves for a large part around the seven ‘super platforms’ of Apple, Amazon, Microsoft, Google, Facebook, Alibaba and Tencent, has grown to an industry value of over $7 trillion.”
Voortbordurend op het KPMG rapport verscheen dit artikel op het internationale nieuwsplatform consultancy.org. Het is duidelijk dat het potentieel van de platformeconomie (eindelijk!!!) begint te landen: “Research from WEF shows that over 80% of executives think that platforms are ‘indisputably the leading form of organizing modern digital markets’ and that they will be the glue that holds together large groups of users in the increasingly digital market.” Het werd tijd. Nu nog doorschakelen in de actie modus.
Belangrijk is natuurlijk wel om je af te vragen bij dit soort cijfers is de vraag in hoeverre het belangrijk is dat dit deel van de economie door platformen wordt geregeerd. En of de berekeningen wel echt kloppen.
Om te beginnen: ik begrijp de keuze van het filteren van een ‘digital first platform business’. Waarom? Omdat platformen specifieke unieke kenmerken hebben die specifieke mogelijkheden (schaal, internationaal, snelheid, asset light beginnen, convenience, automatiseren, etc.) en uitdagingen (macht concentratie, individuele pricing, uitsluiten en vaak ook heel veel geld) met zich mee brengt. Maar wat ook goed is om te beseffen is dat veel platformen in eerste instantie digital first en asset light zijn, maar in verloop van tijd dit model loslaten. Het ziet er dan ook naar uit dat het asset light model een manier is om snel de eerste fases van schalen door te maken en te leren welke modellen en assets lucratief zijn, om vervolgens langzaam maar zeker een steeds grotere en loggere organisatie te worden.
Maar hoe puur platform zijn platformbedrijven? Zo heeft Amazon een supermarktketen overgenomen, investeert Airbnb in eigen hotels, is Apple voor een groot deel natuurlijk gewoon een hardware bedrijf en bouwt Uber eigen zelfrijdende auto’s. Google trouwens ook. Oh en Apple trouwens ook.
Is het dan überhaupt zinvol om iets te roepen over cijfers over de omvang van de platformeconomie? Ik denk absoluut van wel. Maar daar hoort dan wel een kleine disclaimer bij….
“De gemeente heeft al eerder afspraken gemaakt met Airbnb en Booking.com over de voorwaarden waaronder huizen in de stad verhuurd mogen worden, maar die lopen af op 1 januari. Ivens acht het niet waarschijnlijk dat voor die tijd een nieuwe deal wordt bereikt.”
De vraag die je jezelf moet stellen is natuurlijk: is dit erg? Ik denk van niet. Waarom?
Vanuit het perspectief van de gemeente:
Het was goed om in 2014 samen met Airbnb en later ook Booking een experiment aan te gaan en van elkaar te leren. Sowieso moet dit veel vaker gebeuren. Het is dan ook niet bepaald rocket science, maar het moet wel gebeuren. Maar nu de gemeente genoeg tijd heeft gehad om het spelletje, de impact op de maatschappij en de manieren om controle te krijgen te snappen, is het tijd om een leidende rol te pakken en een platform onafhankelijk beleid te maken;
Ik benadruk in bovenstaand ‘genoeg tijd gehad’. Dat zegt niet dat dit ook echt het geval is natuurlijk;
Om vakantieverhuur (via platformen) in het beleid voor lange termijn mee te nemen, is ook de afhankelijkheid van het meewerken ongewenst.
Vanuit het perspectief van de platformen:
De gemeente heeft laten zien een wispelturige partner te zijn en veel gedreven vanuit de politieke agenda. En niet vanuit onderzoek, wat ook eens prettig zou zijn. 60 Dagen, 30 dagen, een maximum per wijk, een vergunningsysteem en een eigen registratiesysteem. Er zijn de afgelopen jaren een hoop variabelen bedacht;
Platformen willen uiteindelijk ook gewoon duidelijke regulering. Uiteraard het liefst zo gunstig als mogelijk voor het platform, maar regelgeving = duidelijkheid. En op duidelijkheid kun je een business bouwen, investeerders aantrekken, etc. Door een deal niet te verlengen dwing je mogelijk de gemeente om duidelijkheid te creëren;
Amsterdam is een heel belangrijke stad in Nederland voor vakantieverhuur via platformen, maar niet de enige. Ik kan mij goed voorstellen dat de platformen hun tijd en netwerk breder willen trekken. Ook omdat Amsterdam een heel specifieke case is en omdat de geschiedenis met de stad ook tegen je kan werken: raadsleden hebben niet altijd door dat veel afspraken op basis van vrijwilligheid zijn gemaakt en gaan af en toe wel erg ver met hun juridisch (en onderzoek) niet onderbouwde eisen.
Als laatst zie je dat het debat en invloed van lokale naar nationale overheid aan het verschuiven is. Den Haag is bezig met regulering en lijkt nu meer de touwtjes in handen te nemen. Het heeft daardoor ook niet zoveel nut om straks zowel op landelijk als op lokaal niveau te overleggen over deals.
Dat de onderhandelingen niet verder gaan, zegt niet dat het contact is verbroken. En dat lijkt mij dan ook de juiste weg: ondanks dat er geen onderhandeling wordt gedaan is het natuurlijk wel goed en verstandig om met elkaar in gesprek te blijven.
Interessante en begrijpelijke keuze van Microsoft. Althans, dat is mijn mening. Ik zag op Twitter de nodige vraagtekens voorbij komen over de keuze van Microsoft, en heb ik een aantal volgers beloofd mijn gedachten er over heen te laten gaan.
Microsoft kocht in 2016 zakelijk netwerkplatform Linkedin voor een bedrag van 26,2 miljard dollar. In het persbericht geven beiden bedrijven aan het doel te hebben “de professionele wereld te verbinden”. De directeur van Linkedin ziet veel in een integratie met Microsoft. Hij “denkt bijvoorbeeld dat gegevens uit het sociale netwerk kunnen worden verwerkt in Outlook, Office, Windows en Skype.”. Het kan aan mij liggen, maar heel ambitieus klinkt dit verhaal niet. Het is natuurlijk een mooie kans om deze integraties te hebben, maar met alleen dat ga je de oorlog niet winnen.
Hier onder een korte analyse van de kansen van de twee partijen:
De voors en tegens van Linkedin:
+ Al volledig eigendom van Microsoft. Iedere geïnvesteerde dollar in de samenwerking vloeit direct terug in de zakken van de aandeelhouders;
– Al heeft Linkedin veel mensen met een profiel, het netwerk heeft wel de laagste participatiegraad van alle social media apps. Oftewel: veel gebruikers, maar er gebeurt verdomd weinig. Daarnaast heb je voor een succesvol online gig marktplaats ook niet eens die grote aantallen nodig: het gaat om kwaliteit aan kandidaten en een goede pool aan opdrachtgevers;
– Linkedin heeft geen opdrachtgevers (oke, adverteerders, maar daar heb je in de context van een marketplace weinig aan), alleen aanbieders. Die vaak al een baan hebben en waarvan je erg weinig weet. Oftewel: welk deel van het aantal abonnees is uberhaupt bereid om via zo’n platform te werken?
– Het lukt Linkedin al jaren niet om echt serieus verder te komen dan een CV en recruitment platform. Het ziet er naar uit dat ze hun eerste succesvolle stap hebben kunnen herhalen;
– Het opzetten van een online freelance gig marktplaats is een vak apart. Technisch, maar ook strategisch. Met Linkedin zou Microsoft een aantal interessante ingrediënten hebben, maar alsnog vanaf scratch moeten beginnen. Ik zou dat risico nooit en nooit nemen.
De voors en tegens van Upwork
+ Upwork is al sinds 1999 met dit spelletje bezig en weet als geen ander waar het het over heeft;
+ Upwork heeft een goede (merk)naam opgebouwd aan zowel vraag als aanbod zijde;
+ Upwork heeft de technologie staan en weet als geen ande
r aan welke knoppen je moet draaien voor gewenst resultaat;
+ Voor Upwork is Microsoft een heel interessante klant/partner. Microsoft is een sterk merk, heeft toegang tot een mega klantenbestand aan de business kant, heeft veel geld om door te ontwikkelen en kan de freelance service integreren in producten die dagelijks door miljoenen of misschien wel miljarden mensen worden gebruikt;
– Upwork is geen onderdeel van Microsoft. Goede resultaten bij een samenwerking zullen de koers van Upwork laten stijgen, wat het een duurdere kandidaat maakt om over te nemen;
– Upwork werkt niet exclusief voor Microsoft. Opgedane kennis kan dus ook worden ingezet voor het eigen platform of voor andere partners.
Al met al denk ik dat het een goede keuze voor Microsoft om niet met het advertentie / CV / relatie platform Linkedin, maar met het ervaren online gig platform Upwork te gaan samenwerken. Uiteindelijk zie ik het ook wel gebeuren dat Microsoft Upwork overneemt. Upwork heeft nu een beurswaarde van nog geen 2 miljard dollar, dus ook al stijgt deze door de samenwerking, dan staat een overnamebedrag in schril contrast met de 26,2 die Microsoft voor Linkedin heeft betaald…
Platformen verlagen drempels en transactiekosten voor het individu en organisatie. In de kluseconomie kun je bijvoorbeeld ongeacht je achtergrond (oke, wel VOG check), educatie (een goede online reputatie is belangrijker dan een diploma) en in sommige gevallen de plek waar je op deze aardbol woont met een paar muisklikken aan de slag, hoewel in sommige gevallen de aard van het werk en de (lokale) regulering een eigen investering vereist. Zo heb je om maaltijden te bezorgen via Deliveroo alleen een fiets en telefoon nodig terwijl om als chauffeur bij Uber aan de slag te gaan je in Nederland zo’n 4.000euro moet investeren aan opleiding en vergunning en vervolgens ook nog een geschikte auto (met blauwe platen en boordcomputer) moet regelen.
Veel platformen classificeren hun aanbieders als ondernemers: freelancers. Het is je vast niet ontschoten dat hier nog ‘enige’ discussie over is. Een van de argumenten in de discussie waarom een aanbieder géén ondernemer is, is omdat deze weliswaar zijn of haar eigen werkzaamheden kan inplannen, maar geen mogelijkheid heeft om een eigen business uit te bouwen. Wanneer je rijdt voor Deliveroo kun je niet nog andere koeriers aannemen en je business uitbouwen. Wel kun je tegelijkertijd voor verschillende platformen aan de slag gaan, het zogenaamde ‘multi homen’.
Kortste verweer zou natuurlijk een logische zijn: ook al zou het kunnen, dan nog zou de extra toegevoegde waarde van een extra ’tussenschakel’ nihil zijn. Toch kom ik steeds meer platformen tegen die ondernemers de ruimte geven om een eigen business op te bouwen via een platform.
Een van de voorbeelden hierin is Uber. Hier kun je ook een Uber Business account aanmaken. De chauffeurs die voor jou werken moeten weliswaar wel een eigen account aanmaken (dit is ook juridisch verplicht: Uber is er bijvoorbeeld verantwoordelijk voor dat mensen die via het platform diensten aanbieden ook echt wel in de EU mogen werken), maar de opbrengsten gaan naar het business account. Zo kan een taxi ondernemer bijvoorbeeld effectiever gebruik maken van de taxi’s (een taxi kan meer uren rijden dan een individuele chauffeur mag), maar kunnen ook bijvoorbeeld schooltaxi’s hun bezettingsgraad verhogen.
In dit artikel (dat ik dankbaar als aanleiding voor bovenstaande 4 alinea’s gebruikte) wordt ingegaan op de stap van deelstep aanbieder Bird waarbij zij het plattform open zetten voor lokale ‘ondernemers’. Wat zij doen:
Als lokale ondernemer kun je zelf een x-aantal Bird stepjes kopen;
Deze mag je ook eigen branding geven;
Deze stepjes kun je ‘intappen’ op de Bird vloot, hierdoor maak je gebruik van de branding, marketing en investeringen in technologie van het grote Bird;
Je kunt dus, heel laagdrempelig, zelf free floating e-step ondernemer worden.
Vanuit Bird is dit een slimme stap, omdat:
De grootste uitdaging voor free floating aanbieders is het onderhoud van het middel;
Electrische aanbieders hebben een nog grotere zorg: de stepjes moeten ook worden opgeladen. Daarnaast zijn de stepjes ook een stuk duurder dan een niet electrische variant. Zo kost een free floating deelfiets veel minder dan 100 euro. Een electrische deel scooter al snel een paar duizend euro. Die strooi je een stuk minder snel rond;
Lokale aanbieders zullen ook zelf aan promotie voor Bird doen: ze hebben een direct belang;
In der lobby is het natuurlijk een sympathieke boodschap dat je ook de lokale economie laat mee profiteren;
Je met dit model veel sneller kunt schalen. Wat is de kracht van het Uber taxi model: je tapt in op resources van individuele aanbieders. Wat is de zwakte van free floating modellen: je moet zelf zorg dragen voor alle resources in het netwerk, dat is natuurlijk geen prettig schaalbaar model.
Toch heb ik nog wat bedenkingen:
Een andere grote uitdaging van free floating is dat er nog weinig beleid is. Daarnaast is dit altijd lokaal beleid (zie dit voorbeeld). En het beleid dat er is, is nog zo jong, dat er vast nog vele evaluaties en aanpassingen overheen komen voordat er een definitief beleid is;
De vraag is: is het verantwoord om het operationele en investering risico te verleggen naar lokale ‘ondernemers’? Bird en andere freefloating aanbieders zijn, gefund met honderden miljoenen van Venture Capitals, een nieuwe markt aan het bouwen. Een uitdagende markt, omdat het in veel steden en landen zowel freefloating als e-steps compleet nieuw zijn. En zowel beleid als infrastructuur hier niet op zijn ingericht;
De ondernemer is wel erg afhankelijk van het platform. Natuurlijk mag deze eigen branding inzetten en ook andere dingen met de steps doen, maar op het moment dat Bird in jouw stad stopt, dan zit je met een berg stepjes. Het zou dan ook goed zijn als er een soort van ‘exit scenario’ wordt opgenomen waarbij bijvoorbeeld de ondernemer de mogelijkheid krijgt om de stepjes terug te verkopen aan Bird mocht het platform zich terugtrekken uit de stad;
We hebben het hier over free floating (oftewel: geen vaste standplaats, je laat de step achter op je aankomst locatie), maar een van de doelgroepen volgens Bird is ‘local mom and pop bike rental shops’. Dat staat op gespannen voet met het free floating, tenzij de bike rental shop owners zelf hun eigen stepjes weer door de stad heen verspreiden;
In dat laatste geval: het wordt dan ook steeds lastiger om de spreiding te organiseren. Als alle stepjes van 1 partij zijn, dan kun je afdwingen dat er in zone X niet meer dan een X aantal stepjes staat. Op het moment dat je zeg 500 aanbieders in een stad hebt die allemaal gebruik maken van 1 app, dan zullen zij alleen stepjes willen neerzetten op de meest interessante plekken. Dat is pech voor de interessante plekken (= overschot en overlast ) en pech voor de minder interessante plekken (= geen toegang tot free floating mobiliteit).
Genoeg om over na te denken dus. Ik denk dat deze stap wel mooi past in een trend waarbij platformen steeds
meer zoeken naar een professionele en stabiele supply.
Binnen de gig economy is er nog ruimte voor verdere ‘ver-gig-erisering’. Zo verdien je als chauffeur voor Uber met het vervoeren van passagiers van A naar B, maar er is natuurlijk nog op meer manieren geld te verdienen. Je kunt eten, drinken en gadgets in je taxi verkopen, er zijn diensten die schermpjes aan de stoelen vastmaken met reclame en nu is er ook de service Firefly die een LED reclamebord op het dak van de auto plaatst en reclame op basis van locatie, actualiteit, temperatuur, etc. aan voorbijgangers laat zien. Chauffeurs kunnen hier tot 300 dollar per maand mee bijverdienen.
Interessant is dat zij zich, lekker op zijn Amerikaans, als ‘a community-first mentality’ bedrijf positioneren. Er zitten namelijk ook sensoren in de LED borden: “Cities benefit by getting a cutting-edge data collection system moving around the city and paying nothing for it. The Firefly system collects and provides a variety of data types and real-time information on local conditions, starting with pollution and congestion measurements. Further, cities and non-profits get free public service messaging on 10% of the impressions, informing citizens about amber alerts, cultural events, recruiting for police and fire departments, etc. Firefly also helps make a city look and feel modern, cool, and connected by helping cities operate with more real-time data, leading to less congestion, less pollution, less trash on the streets, fewer potholes, etc.”. Klinkt sympathiek, maar de vraag is natuurlijk wel of dit Firefly exclusieve voordelen zijn: wanneer een stad hier op zit te wachten kunnen ze ook dit soort sensoren op ieder gemeentevoertuig en stadsbus plaatsen. Daarnaast is het de vraag of je als stad zit te wachten op felle LED advertentieborden op alle taxi’s. Met alle gevolgen van afleiding voor voorbijgangers en de mogelijke negatieve bij effecten van dien…
Je kunt er van vinden wat je wilt: je ziet hier wel duidelijk dat Amerikanen erg goed zijn in hun salespitch 😉
Contact
Inspiratie opgedaan en advies of onderzoek nodig bij vraagstukken rondom de platformeconomie?
Neem gerust contact op via een reply op deze nieuwsbrief, via mail ([email protected]) of telefoon (06-50244596).
Bezoek ook mijn YouTube kanaal met ruim 400 interviews over de platformeconomie en mijn persoonlijke website waar ik regelmatig blogs deel over de platformeconomie.
Goedemorgen! Deze week heeft mijn nieuwbrief een iets andere opzet. Waar ik normaal 5 artikelen selecteer en analyseer, heb ik voor deze week mijn 7 takeaways die ik opdeed tijdens de “Industrial Relations and Social Dialogue in the Age of the Collaborative Economy” workshop in Bonn twee weken geleden op een rijtje gezet.
Afgelopen week deelde ik ook mijn analyse van het ING rapport over de link groei platformeconomie en groei ZZP’ers op ZiPconomy. Je leest het hier terug. Volgende week weer een ‘normale’ editie, waarin ik onder andere in het KPMG rapport ‘Unlocking the value of the platform economy‘ duik.
Deze week kwam overigens ook het nieuws naar buiten dat de Tweede Kamer onderzoek wil laten doen naar de gevolgen (ik neem aan zowel positief als negatief) van de platformeconomie. Mocht een van jullie hier bij betrokken zijn: laat het even weten. Lijkt mij erg interessant om een bijdrage te leveren.
Fijne week!
Onzichtbaarheid van platformwerkers
Waar de vertegenwoordiging van zelfstandigen voor veel vakbonden een uitdaging (oké, in sommige gevallen simpelweg een gebrek aan prioriteit) is, ziet het er naar uit dat dit voor platformwerkers een nog grotere uitdaging gaat worden. Natuurlijk kennen we allemaal de rechtszaken vanuit vakbonden tegen een aantal grote platformen, maar wanneer we uitgaan van het ING rapport dat 20 tot 70 procent van het uitzendwerk over 10 jaar via een platform zal verlopen dan is het ook duidelijk dat de platformeconomie een stuk breder is dan de nu gebruikte usual suspects Uber en Deliveroo.
Uit een presentatie kwam naar voren dat er 3 uitdagingen zijn rondom de vertegenwoordiging van platformwerkers:
ze worden niet gezien door vakbonden;
ze zijn ‘self employed’, wat beperkingen met zich meeneemt in het vertegenwoordigen (lees ook dit stuk: ‘Deliveroo riders denied rights to collective bargaining, court told’);
omdat platformwerkers in principe op verschillende platformen in verschillende sectoren aan het werk kunnen zijn, wordt vertegenwoordiging sowieso complex.
Met het stijgend aantal platformen komt ook het probleem naar voren dat we nu nog veel spreken over ‘employer representation’, wat in veel gevallen is gekoppeld aan hoe de arbeidsrelatie is vormgegeven. Dit zou moeten verschuiven naar meer focus op ‘supply representation’. En dan niet alleen op platform, maar op sector niveau, aangezien aanbieders ook binnen een sector van verschillende diensten tegelijk gebruik maken.
Ook tijdens een presentatie in Bonn werd, in dit geval door een vakbond, ook de wens voor de aanpassing van de mededingingswet aangehaald: maak een uitzondering in deze wet zodat freelancers zich mogen verenigen en gezamenlijk voor hun belangen op mogen komen.
“The pay standard approved by the city’s Taxi and Limousine Commission aims to raise drivers’ take-home pay to $17.22 an hour, an increase of 44%. The new pay floor, which takes effect in 30 days, could raise annual wages for 70,000 professional drivers in the city by as much as $9,600.”
Experimenteren en reguleren: lokaal of nationaal?
Wanneer we het hebben over dialoog en experimenten tussen bestaande instituties en platformen, dan gebeurt dit voornamelijk op het platform en niet op sector niveau. FNV Horeca verkent de platformeconomie samen met Temper, Gemeente Amsterdam met Airbnb en Rotterdam doet interessante experimenten met free floating mobiliteit aanbieders.
Wat nogal eens ontbreekt is dat deze experimenten worden doorgepakt naar beleid waarbij het beleid niet alleen voor het desbetreffende platform, maar voor de hele sector geldt. Dit is ook voor handhaving bijvoorbeeld belangrijk: uiteindelijk is er een platform onafhankelijke handhaving strategie nodig. En moet er worden gekeken naar een landelijk beleid, waar gemeenten zelf een eigen invulling aan kunnen geven aan de hand van de lokale situatie. Hiervoor pleitte ik al eerder, o.a. in dit stuk op Gemeente.nu.
Aanbevelingen uit het onderzoek
Bekijk onderstaande de ‘ways forward and policy recommendations’ uit het onderzoek:
Zijn platformen inclusiever dat traditionele werkgevers?
Waar een traditioneel bedrijf een flink filter (je zou dit ook een bias kunnen noemen ;-)) in het aannamebeleid heeft, zie je dat de workforce van platformen in de kluseconomie (voor zover bekend) een stuk diverser is. Immers: iedereen kan zich als aanbieder aanmelden.
Hoewel iedereen zich aan kan melden, heeft ook in de platformeconomie niet iedereen gelijke kansen. Hier zijn al de nodige onderzoeken op uitgekomen. Ik merk in de praktijk dat platformen hier actie op ondernemen. Zo liet Iemand.nl, een platform dat bemiddeld in thuisschoonmakers, eerst de klant een aantal profielen zien waar deze uit kon kiezen. Toen bleek dat dit ongewenst gedrag opleverde draaide het platform het proces om: de aanvraag van de klant werd onder een groep schoonmaaksters uitgezet en degene die als eerst reageerde kreeg de klus. Nu zal discriminatie vooral voorkomen bij platformen met een geplande transactie: thuisschoonmaak, klusjes, vakantieverhuur, etc. Bij platformen met een on demand transactie waar het algoritme de match maakt (wat ook logisch is: je wil een taxi en geen lijst net 40 mogelijke chauffeurs), zal dit vermoed ik een stuk minder het geval zijn.
Uit een Deens onderzoek dat werd gepresenteerd bleek dat platformen uitblinken in het toegang geven van ‘achtergestelde’ groepen op de arbeidsmarkt: nieuwkomers, pensionado’s en mensen met een handicap. Dit zou er op kunnen wijzen dat platformen inclusiever zijn dat de traditionele werkgevers en intermediairs.
Is de platform markt ongereguleerd?
Vaak hoor je dat platformen zich in ongereguleerde markten begeven. Een onderzoeker gaf aan dat we dit toch écht anders moeten zien. “This is not an unregulated market. It is a platform regulated market.”. Dat klopt: de platformen bepalen hun eigen spelregels. Zij bepalen wie mag meedoen en onder welke regels. Daarnaast bepalen zij ook wie welke klussen krijgt en wie er wordt ‘gedeactiveerd’. Het komt zelden voor dat een aanbieder van een platform wordt afgegooid. Op het moment dat het platform vindt dat jij je niet aan de regels hebt gehouden, dan kun je worden gedeactiveerd. Dit kan een harde ‘exit’ betekenen, of dat je simpelweg geen klussen meer krijgt toebedeeld.
Ik sprak ik Bonn een koerier die in Bordeaux een vakbond had opgezet voor platformwerkers. Met als resultaat dat hij voor geen enkel platform meer aan de slag kon.
Empoweren of uitbuiten? De scheidslijn is dun.
Platformen empoweren het individu en verlagen drempels om aan de slag te kunnen gaan. Vaak zonder diploma, ervaring, etc. Maar in sommige gevallen is er een sterke mate van afhankelijkheid en is er weinig meer terug te zien van die empowerment. In onderstaand rijtje staan een aantal criteria:
Verlagen of verleggen platformen transactiekosten?
Een van de beloftes van de platformeconomie is dat platformen transactiekosten verlagen, waardoor markten efficiënter kunnen worden georganiseerd en klussen die voorheen niet interessant waren om los te verkopen via platformen wel interessant worden.
Die transactiekosten worden verlaagd middels technologie, data, algoritmes, schaal en meer. Zo heb ik al meerdere bedrijven gesproken waarbij de kosten van een transactie via een platform op 50% liggen in vergelijking met een zelfde transactie die traditioneel is georganiseerd. En dat is flink.
Er is alleen wel een grote ‘maar’ waar ik ook tijdens dit congres nog eens goed over na ging denken. Want in hoeverre verlagen platformen transactiekosten en in hoeverre verleggen platformen transactiekosten? Dit omdat platformen ook veel werkzaamheden verleggen naar de gebruikers: vraag en aanbod. En ook het risico.
Voorbeeld: vaak wordt er een vergelijking gemaakt tussen een traditionele autoverhuurder en een peer2peer autoverhuur platform. Het platform komt er in alle voorbeelden een stuk voordeliger uit. Er is wel een maar…. Er worden namelijk veel werkzaamheden, risico’s en (verborgen) kosten verlegd naar de gebruikers: de tijd die voor de aanbieder zit in het aanmaken van het profiel, de communicatie met mogelijke huurders en de transactie van het verhuren en innemen van de auto en de afschrijving van de auto. Op het moment dat je die kosten ook mee gaat rekenen dan is het verschil in een keer een stuk minder.
Mijn analyse en gedachten over het ING rapport over de link tussen groei platformeconomie en de groei van het aantal ZZP’ers welke ik hier vorige week deelde, deelde ik ook in afgeslankte vorm op ZiPconomy.
Contact
Inspiratie opgedaan en advies of onderzoek nodig bij vraagstukken rondom de platformeconomie?
Neem gerust contact op via een reply op deze nieuwsbrief, via mail ([email protected]) of telefoon (06-50244596).
Bezoek ook mijn YouTube kanaal met ruim 400 interviews over de platformeconomie en mijn persoonlijke website waar ik regelmatig blogs deel over de platformeconomie.
Goedemorgen! Mijn bericht over de leergang platformen en inclusieve arbeidsmarkt die ik na volgende zomer wil starten vorige week heeft de nodige reacties opgeleverd. Goed om te zien hoe het onderwerp leeft onder de lezers van deze nieuwsbrief.
Afgelopen week heb ik weer wat meters gemaakt met mijn boek over de platformeconomie en ben ik een dagje op en neer naar Bonn geweest voor de ‘Industrial Relations and Social Dialogue in the Age of the Collaborative Economy‘ workshop. Het fijne van dit soort researcher conferences is dat heel veel super slimme mensen heel veel werk in onderzoek steken en hun meest interessante bevindingen met je delen. Ik snap ook echt niet dat hier niet meer mensen op af komen. Zeker omdat academische bijeenkomsten meestal gratis of heel betaalbaar zijn. Echt een gemiste kans. Doe daar iets mee.
Ik zal volgende week trouwens nog wat gedachten n.a.v. deze workshop delen. De editie van deze week is al zo vol, dat het mij een beetje een overkill leek om dat ook nog er in te stoppen. Heb ik weer wat tijd om mijn Sinterklaas gedicht af te maken 😉
Het ING Economisch Bureau is goed op stoom wanneer het gaat over onderzoeken over de mogelijke impact van de kluseconomie op…. de economie. Zo brachten zij eerder dit jaar een onderzoek uit waarin zij stelling namen dat over 10 jaar 20 tot 70 procent van de markt van uitzenders door platformen is overgenomen. Met deze verkennende analyse bouwen zij voort op het eerder verschenen rapport. Met wederom pittige resultaten: in twee scenario’s varieert de impact van de platformeconomie op het aantal ZZP’ers in Nederland van 200.000 tot een miljoen extra zzp’ers.
Wat ING, met hoofdeconoom Marieke Blom als kartrekker, met deze rapporten doet is telkens een behoudend versus een extreem scenario tegen elkaar uit zetten. En dat is een heel interessant gedachte experiment. De rapporten zijn een combinatie van harde feiten, onder andere op basis van gegevens van het CBS, en diverse aannames. Nu zijn aannames altijd eenvoudig te weerleggen, en dat zal ook zeker door partijen die zich niet in de scenario’s (willen) herkennen dan ook zeker doen. Maar uiteindelijk maak je bij zo’n gedachte experiment keuzes. En daarmee doen zij meer dan een hoop anderen in dezelfde sector.
Ik heb het rapport uiteraard gelezen (en ik raad je aan dat ook te doen, hier vind je de PDF), hier onder een aantal fragmenten:
Zoekkosten dalen: platformen maken het vinden en beoordelen van mensen makkelijker
Contractkosten dalen: het afsluiten van contracten wordt makkelijker
Administratiekosten dalen: uren bijhouden, factureren en betalen verloopt via het platform
Er wordt ingegaan op het gegeven dat een platform transactiekosten verlaagd. Hoe kleiner de transactie, des te groter het voordeel van lagere transactiekosten. Ik denk dat dit vooral van toepassing is op platformen met een ‘on demand’ transactie. Dus: kleine korte klusjes waarbij vraag en aanbod door een algoritme met elkaar worden gelinkt. Taxi, food delivery, etc.
Wat ik dan ook wil toevoegen is de gedachte dat bij de geplande transactie, wat logischerwijs de wat grotere transacties zijn (het heeft weinig zin om een klusje van 10 minuten een maand vooraf in te plannen), de voordelen van technologische doorontwikkelingen minder zijn. Zeker wanneer het een repeterende transactie tussen dezelfde vrager en aanbieder betreft. Daar biedt de technologie een meer ondersteunende functie (punt 2 en 3: contractkosten en administratiekosten dalen), zie het als een super efficiënte back-office. Bij een Temper is de toegevoegde waarde van het platform bij een vervolg transactie meer de ‘convenience’ voor vraag en aanbod. Voor aanbod neemt het de administratie en contractkosten uit handen. Voor vraag hetzelfde, plus dat wanneer je meerdere mensen inhuurt wordt de boel ook een stuk overzichtelijker dan wanneer je straks 20 losse facturen van aanbieders binnenkrijgt.
Wat betreft het verdienmodel van de platformen zie je dat de toegevoegde waarde bij de on demand en single transaction hoog is. Het heeft voor zowel vraag als aanbod ook weinig toegevoegde waarde om buiten het platform om te werken, waardoor het platform een relatief hoge commissie kan inhouden. Bij de geplande en repeterende transactie platformen ligt dat ingewikkelder: daar is de toegevoegde waarde van het platform bij een vervolg transactie een stuk minder, waardoor het platform een veel minder hoge commissie kan vragen en allemaal truukjes moet inzetten om vraag en aanbod binnen het platform te houden. Ik verwacht dat dit soort modellen in de toekomst ook meer richting een abonnement model zullen verschuiven.
Factor 2: Regelgeving: bepaalt hoe groot de juridische ruimte en financiële prikkels zijn
Hier wordt gewerkt met twee deelvragen:
Hoe meer juridische ruimte voor het verrichten van arbeid als zelfstandige des te meer zzp-ers.
Hoe groter het verschil in financiële prikkels des te meer zzp-ers.
Helder. Maar. Daar zit ook gelijk mijn grootste kritiekpunt. Beter gezegd: ik begrijp de keuze, mediawise slim gedaan, maar ik vind ‘m te kort door de bocht. En dat is de aanname dat de supply voor klusplatformen ZZP’ers gaan worden. De titel “miljoen banen vatbaar voor verzzp’ing” dat het FD als kop gebruikte zou je dan ook beter kunnen vertalen naar: “miljoen banen vatbaar voor platformisering”. Dat had een beter, maar minder spannend, beeld gegeven.
Want wie zegt dat het ZZP model hét model voor de toekomst is en er geen andere constructies worden bedacht die flexibiliteit en zekerheid bieden voor de platform werker? Zo sprak ik onlangs de oprichter van Verloning.nl. Dat is een zakelijke dienst die platformwerkers in kunnen zetten om tegen een commissie van 5 procent de administratie rondom platformwerk te organiseren, zonder dat je ZZP’er hoeft te worden en langs de KvK hoeft te gaan. Deze dienst wordt nu al door enkele platformen gebruikt (gebruikt is strikt gezien het verkeerde woord: het betreft een overeenkomst tussen de platformwerker en de verloner, platformen mogen het dus alleen aanbevelen of vermelden) en deze dienstverlening wordt al ingezet door een aanzienlijk deel van de on demand platformwerkers. Voordeel van een constructie als deze is dat er wordt gewerkt met een voorheffing, waarmee mensen die af en toe voor een platform werken niet voor verrassingen komen te staan. Op het moment dat er een koppeling wordt gemaakt tussen het platform (als export) en de verloner hoeft de aanbieder nergens meer naar om te kijken.
Kort gezegd, ik denk dat het ook goed is om te beseffen dat platformwerkers, ook bij gelijk blijvende regulering, onder verschillende smaken hun zaakjes kunnen organiseren. Afhankelijk van het platform zal dit zijn:
In dienst van het platform (0-uren contract, payroll, etc.)
Via een uitzend constructie (daar stuurt de uitzend branche logischerwijs op aan);
Als ZZP’er (al zullen veel platformwerkers niet komen tot de normen van de belastingdienst mbt aantal uren en opdrachtgevers);
Regeling dienstverlening aan huis (wordt nu al door alle platform gebruikt die individuen matchen voor klusjes in en rondom het huis);
Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat aanbieders, eventueel met hulp van vakbonden, zelf coöperaties starten en zich zo gezamenlijk, ook administratief, organiseren naar platformen.
Waar de ZZP constructie nu misschien de meest gebruikte constructie is, is er ook een scenario denkbaar waarbij er een schaarste ontstaat aan de supply kant van platformen en platformen meer gaan concurreren op arbeidsvoorwaarden én -relatie. Met alle data die (vooral on demand) platformen hebben kunnen zij immers steeds beter de vraag voorspellen en daarmee ook meer zekerheden bieden voor (een deel van) hun aanbieders.
De ontbrekende factor
De ontbrekende factor of eigenlijk factoren zijn:
Acceptatie: ook al zijn de platformen nog zo goed en ook al is de regelgeving nog zo flexibel, alles valt of staat bij de acceptatie van zowel vraag als aanbod om via platformen het werk te organiseren. Dat is een kwestie van het grijze gebied tussen radio en emotie. Rationeel is het super logisch dat het gaat gebeuren, maar zeker binnen organisaties duurt het altijd even voordat dingen die logisch zijn ook worden geaccepteerd en geïmplementeerd;
Lobby vanuit de gevestigde partijen: de markt is groot, dus de belangen ook. Ik ga er van uit dat er nog een flinke lobby op gang komt vanuit diverse stakeholders die de snelheid van de groei en impact zullen beïnvloeden. Dat heeft dus niets met technologie en regulering te maken, maar puur met gevestigde belangen. Ik begrijp helemaal dat ING zoiets niet in een rapport zet, maar ik vind het wel belangrijk om hier te vermelden. ING vermeldt in dit rapport: “Platformen gedijen goed bij eenvoud. Zzp-contracten passen daarom beter bij platformen dan arbeidscontracten, omdat zzp-contracten eenvoudiger en makkelijker te standaardiseren zijn. In een app de ‘knoppen’ inbouwen om gedetailleerde afspraken te maken over beloning volgens cao of functiehuis, de duur van het contract of secundaire arbeidsvoorwaarden is complex.” Als ik de uitzend branche één tip mag geven: zorg er voor dat jullie extreem gaan focussen op eenvoud (evt. door het aanpassen van regels). En op de klant en het vereenvoudigen van processen middels technologie.
Een van de gevolgen door platformisering die niet is meegenomen in het rapport en ook een beetje off-topic is, is dat ik voorspel dat platformen ook de bestaande flexibele schil van organisaties gaan organiseren. Hierdoor zullen organisaties veel effectiever gebruik kunnen maken van hun bestaande flexibele workfource, wat ook zal leiden tot meer gebruik van de bestaande ZZP’ers. Want waar het in de ING analyse vooral gaat om aantal poppetjes, hebben we het nog helemaal niet gehad over hoeveel deze poppetjes gaan werken en de hybride constructies die zullen ontstaan.
Al met al blijft het een interessant rapport om te lezen en begrijp ik de keuzes die zijn gemaakt (maar wilde ik ze hier toch nog even tegen het licht houden). Wat voor mij de grootste toegevoegde waarde is dat een erkend instituut als het ING aardig gefundeerd laat zien wat de mogelijke impact is van platformen op de arbeidsmarkt in een behouden en extreem scenario. En dit er aan bijdraagt dat er een urgentie ontstaat (langzaam maar zeker) om hier serieus naar te gaan kijken. Laten we nu hopen dat het bijdraagt aan een constructieve ipv een defensieve urgentie 😉
Waar we jarenlang weinig cijfers en analyses hadden over de platformeconomie (en nu en toekomst), lijkt het de laatste maanden cijfers te regenen. Natuurlijk moet je altijd kritisch blijven over de motivaties van de afzender en in welke variabelen in de berekening zijn meegenomen, het feit dat er steeds meer mensen heel serieus tijd in steken is an sich al een hele goede ontwikkeling. In dit stuk:
“Marketplace startups have done incredibly well over the first few decades of the internet, reinventing the way we shop for goods, but have been less successful services. In this essay, we argue that a breakthrough is on its way: While the first phase of the internet has been about creating marketplaces for goods, the next phase will be about reinventing the service economy. <…> While services make up 69% of national consumer spending, the Bureau of Economic Analysis estimated that just 7% of services were primarily digital, meaning they utilized internet to conduct transactions.
Despite the rise of services in the overall economy, there are a few reasons why services have lagged behind goods in terms of coming online:
Services are complex and diverse, making it challenging to capture relevant information in an online marketplace
Success and quality in services is subjective
Fragmentation – small service providers lack the tools or time to come online
Real-world interaction is at the heart of services delivery, which makes it hard to disaggregate parts of a purchase that might be done online”
Deze punten zijn goed, maar wel heel erg vanuit een praktisch perspectief bedacht. Ik zou daar dan ook deze oorzaken aan toe willen voegen:
Schaarste zorgt voor een gebrek aan urgentie. Veel aanbieders van de meer complexe services zijn schaars, waardoor er voor hun geen incentive is om te innoveren (en hun klantcontact uit handen te geven);
Het standaard businessmodel van platformen is marge op transactie. Hierdoor moet het platform de hele klantreis ‘vangen’ om er voor te zorgen dat de transactie zich niet buiten het platform wordt voortgezet. Ik denk dat wanneer platformen meer na gaan denken over een meer divers business model zoals een combinatie van abonnementen en het aanbieden van extra services aan de demand en supply en hier een verkoop fee over inhouden, dat dit ook meer kansen voor de meer complexe services op gaat leveren;
Tijd: ik denk dat veel branches, zeker in de landen met lagere internet adoptie (en beter gezegd: e-commerce adoptie) het gewoon nog even duurt voordat de stakeholders hier klaar voor zijn;
Toch denkt deze analist dat er nog veel te halen is in de ‘services industry’. “We think the next era of service marketpla
ces have potential to unlock a huge swath of the 125 million service jobs in the US. These marketplaces will tackle the opportunities that have eluded previous eras of service marketplaces, and will bring the most difficult services categories online–in particular, services that are regulated. Regulated services–in which suppliers are licensed by a government agency or certified by a professional or industry organization–include engineering, accounting, teaching, law, and other professions that impact many people’s lives directly to a large degree. In 2015, 26% of employed people had a certification or license.”
Met deze strategie:
Making discovery of licensed providers easier
Hiring and managing existing providers to maintain quality
Expanding or augmenting the licensed supply pool
Utilizing unlicensed supply
Automation and AI
Dit stuk is een korte samenvatting van een lang en uitgebreid stuk dat zeker de moeite van het lezen waard is. Al met al zijn de verwachtingen dat de groei van platformen in de services industry nog slechts aan het begin staat….
Onderzoeker Niels van Doorn, hij kwam al twee keer eerder in deze nieuwsbrief voorbij, doet onderzoek naar maaltijdbezorgers in Berlijn, New York en Amsterdam die hun werk doen via platformen als Deliveroo en UberEats. In deze blog deelt hij zijn ervaringen als koerier en gaat hij in op ‘distance-based pay’.
In de editie van vorige week ging ik al in op de manier waarop on demand platformen met workers die een commodity skill hebben als supply aan het experimenteren zijn met flexibele en gepersonaliseerde tarieven. En hoe een platform met gamification technieken proberen hun aanbieders te sturen en aan het werk te houden wanneer het voor het platform het beste uitkomt.
Een willekeurige quote uit deze blog: “That kind of conclusions would Deliveroo (its algorithms, its data scientists and perhaps also its operations managers) possibly be able to draw from the data input I was now constantly generating? Were my decisions going to influence the next orders I was going to receive? Or was I just being paranoid?” Wat Niels hier zich dus afvraagt is in hoeverre het algoritme op basis van zijn data input door gaat hebben hoe het deze individuele koerier het beste kan aansturen tegen de voorwaarden waar hij op dat moment het meest gevoelig voor is.
Technologisch gezien is dit natuurlijk waanzinnig interessant. De vraag is alleen of het moreel gezien oké is. Waar platformen bekend staan om hun inclusiviteit, iedereen kan zonder diploma aan de slag voor een platform waardoor de ‘workerforce’ van platformen doorgaans veel en veel diverser is dan die van een traditionele organisatie, en het empoweren van het individu, is dit natuurlijk wel een wezenlijke bedreiging voor de ‘vrijheid’ van de worker. Zeker op het moment dat er meer datapunten (als het platform weet dat je weinig geld op je rekening hebt staan of dat je de laatste tijd wel erg vaak op vakantie websites aan het kijken bent) worden meegenomen. Dit is overigens een platform overstijgende discussie. Of zou dat in ieder geval moeten zijn. Deze discussie moet ook worden gevoerd over bijvoorbeeld verzekeraars: op het moment dat via data en andere technologie (zoals DNA analyse) het individuele gezondheidsrisico en dus kosten kan worden voorspeld, dan legt dit een flinke bom onder het collectiviteitsprincipe. En dat is fijn voor de gezonde individu, maar een ramp voor de kwetsbare individu…
“In his now annual state-of-innovation talk at the a16z Summit in November 2018, Andreessen Horowitz’ Benedict Evans walks through where we are now in software eating the world… and how things may continue to change over the next 10 years.
What’s the state of not just “the world of tech”, but tech in the world? The access story is now coming to an end, observes Evans, but the use story is just beginning: Most of the people are now online, but most of the money is still not. If we think we’re in a period of disruption right now, how will the next big platform shifts — like machine learning — impact huge swathes of retail, manufacturing, marketing, fintech, healthcare, entertainment, and more? Especially as technology begins to tackle bigger problems, in harder markets, at deeper (and more structural) levels?”
Heel interessante video om even voor te gaan zitten. En er voor gaan zitten is echt een must, al is het maar omdat het spreektempo en de informatiedichtheid van het verhaal van Benedict onwaarschijnlijk hoog is.
Even heel kort door de bocht mijn belangrijkste takeaways (en haal gerust je eigen takeaways uit het verhaal):
Hoewel het lijkt alsof platformen en online (retail) een enorme impact heeft op business, is dit op dit moment slechts heel beperkt het geval. Oftewel: er liggen nog veel kansen. Wat natuurlijk geen verrassing is gezien de hoge investeringen in zwaar verlieslijdende startups. Alles voor het potentieel, niet voor het nu;
Waar we veel naar de Verenigde Staten kijken, is het China waar het gebeurt. Ik merk dat ik zelf ook nog weinig focus op China heb, in 2019 maar eens een expeditie naar dat land plannen. Mocht je daar contacten hebben, dan hoor ik het graag;
Benedict onderschrijft een trend die ik al langer waarneem. Waar veel tech bedrijven enorm asset light beginnen en de markt slechts faciliteren, zie je dat deze bedrijven steeds meer en meer zelf gaan investeren in assets. In mijn nieuwsbrief twee weken geleden schreef ik er nog over: “Waar platformen ‘asset light’ beginnen, zie ik steeds meer platformen zelf in assets investeren. Airbnb in eigen hotels, Uber in zelfrijdende auto’s, Facebook en YouTube in eigen content. Een andere variant is dat platformen hun gebruikers laten investeren in ‘universele’ assets. Zo kan je bij SnappCar een auto ‘private leasen’. Je krijgt korting op je lease bedrag wanneer je deze via het platform verhuurt en de auto heeft ook een mooie SnappCar sticker.” In het stuk omschrijf ik overigens ook nog de shift naar een shift naar stabiele en professionele supply en de verschuiving van een niche naar een totaaloplossing;
Hierop voortbordurend ziet Benedict ook een verschuiving van een ‘logisch’ naar een ‘onlogisch’ model. Zie ook onderstaande afbeelding. Zo bemoeit Amazon zich nu ook met boodschappen. Een dienst die niet logisch is voor een platformbedrijf. Maar ja, de markt is zo groot dat het de gok waard is…
Van nieuwsbrief lezer en journalist Jeroen van Bergeijk ontving ik (waarvoor dank!) onlangs een exemplaar van zijn boek ‘Uberleven, undercover als Uber chauffeur’. In dit boek deelt hij zijn ervaringen van een periode van zes maanden dat hij als Uber taxichauffeur aan de slag ging. Het boek leest prettig en snel weg, met twee avonden had ik ‘m uit. Hoewel er geen echt nieuwe informatie in het boek staat is het een leuk boek om te lezen, omdat het heel levendig de diversiteit van klanten en ervaringen achter het stuur omschrijft en het een goed beeld geeft van hoe het is om te werken via een app als Uber en hoe de app invloed probeert uit te oefenen op jouw gedrag. Ook gaat hij in op de vraag over de verantwoordelijkheid van het platform.
Wat mij van het boek het meest is bijgebleven is dat hij als blanke Nederlander echt werd gezien als een a-typische taxichauffeur. Of zoals deze recensie mooi omschrijft: „Jeroen, Jeroen? Met een Mercedes?”, vragen klanten. „Meestal heb ik een Said of een Mohammed met een Prius.”
Misschien is dat ook wel wat soms wrijft in de discussie over platformeconomie. Platformen verlagen drempels waardoor iedereen, ongeacht in welke klasse of bubbel je ook zit, kan participeren als aanbieder op een platform. Waar het voor iemand als Jeroen misschien voorheen onmogelijk had geleken om in een periode van weinig werk als taxichauffeur aan de slag te gaan, zorgen platformen er voor dat dit (relatief) eenvoudig is te realiseren. Misschien komt dan ook het soms onbehagelijke gevoel niet zozeer door de platformen, maar doordat we opeens met andere bubbels in contact komen waar we voorheen ver vanaf stonden. En zorgen platformen er voor dat werelden bijeen komen en we ons opeens een klein beetje bewuster worden (en daarmee oncomfortabel voelen) van de ongelijkheid in de wereld….
Contact
Inspiratie opgedaan en advies of onderzoek nodig bij vraagstukken rondom de platformeconomie?
Neem gerust contact op via een reply op deze nieuwsbrief, via mail ([email protected]) of telefoon (06-50244596).
Bezoek ook mijn YouTube kanaal met ruim 400 interviews over de platformeconomie en mijn persoonlijke website waar ik regelmatig blogs deel over de platformeconomie.
Goedemorgen! Afgelopen week weer twee presentaties over de impact van de platformeconomie op o.a. de rol van de procesmanager mogen geven. Het leuke aan dit soort dingen is dat ik wordt gedwongen om eens goed na te denken wat de impact (kansen&bedreigingen) van de platformeconomie zijn op beroep of branche x. En dan dat door te vertalen naar het nu en straks en branche en individu. Dat houdt mij ook weer scherp.
In deze editie weer mijn reflectie op 5 artikelen, een aankondiging van een mooi event volgende week maandag en een tipje van de sluier van een leergang die ik in de nazomer van 2019 wil starten. Fijne week!
Amsterdam liet zich vorig jaar verrassen door een stortvloed aan free floating deelfietsen. Dit zijn fietsen die je via een app kunt boeken en openen die geen vaste stalplaats hebben. Het was overigens niet echt verrassen: er was bekend dat er aanbieders aankwamen, zij hadden zelfs bij de gemeente aangeklopt, maar de gemeente vond het niet nodig om hier beleid voor te ontwikkelen. Wat er toen gebeurde is geschiedenis: vele fietsen overspoelden de stad (hoewel, het échte overspoelen gebeurde in China) en de gemeente sommeerde alle aanbieders de fietsen te verwijderen. Intussen wordt er gepraat over een plan en beleid, maar dat had natuurlijk ook prima andersom gekund.
Toen ik twee weken geleden in Antwerpen was viel het mij op dat hier veel deelfietsen (en zelfs een verdwaalde Bird deelstep) werden gebruikt. Hier ben ik dus even ingedoken en het ziet er naar uit dat Antwerpen met duidelijke voorwaarden deze sharing activiteit in de hand probeert te houden. Via deze link kom je uit op de PDF van het reglement. Meest interessant om door te nemen is artikel 12, de exploitatie voorwaarden. Een aantal highlights:
De exploitant dient een continuïteit in aanbod te garanderen;
Een ‘deelritvoertuig’ moet in het eerste jaar gemiddeld 0,25 rit per voertuig per dag te halen. Na het eerste jaar moet dit zijn gestegen naar minimaal 0,5. Om door te mogen groeien (er is wel een maximum ingesteld) moet een voertuig 3x per dag worden gebruikt;
De exploitant is verantwoordelijk voor fout geparkeerde voertuigen;
De exploitant dient te voorzien in een veilig registratiesysteem waardoor hij de werkelijke gebruiker van het voertuig te allen tijde kan registreren en identificeren;
De exploitant dient zijn deelsysteem open te stellen voor MAAS-applicaties, waarbij hij geen exclusiviteit kan vastleggen met 1 platform;
De exploitant dient de geanonimiseerde verplaatsingsgegevens van het deelsysteem als open data beschikbaar te stellen;
De exploitant moet naast een website ook een applicatie aanbieden waarin o.a. de real time locatie van de deelvoertuigen is te zien.
Zo te zien een prima start om (samen met de aanbieders) te leren of en hoe dit soort systemen van toegevoegde waarde kunnen zijn voor een stad. Want hoewel de free floating modellen een minder goede reputatie hebben opgebouwd (mede ook door het gebrek aan beleid), is het in theorie natuurlijk een heel interessante oplossing voor de ‘last mile’ mobiliteit in een stad.
Hoe groot is die hele kluseconomie nu eigenlijk? Dat ligt er helemaal aan wat je onder de kluseconomie schaart. En dan kom je uit op percentages tussen de 0,4% en 22% van de arbeidsmarkt. Die cijfers zeggen zonder context dus niet zo heel erg veel.
Wanneer je naar het aantal aanbieders kijkt, en daar kom je wederop te zitten met een definitie probleem, dan zie je dat het aantal platformen wel flink aan het groeien is. Voor dit artikel heeft de redactie van Werf& maar liefst 40 platformen die actief zijn op de Nederlandse markt op een rijtje gezet. Zonder de pretentie volledig te zijn.
Ook voor mij zaten er weer een paar nieuwe namen bij. Ik heb een stel van deze platformen bezocht en wat mij opvalt is dat:
Op de meeste websites in het vrij toegankelijke deel niet duidelijk wordt hoe het platform de aanbieder ziet. Wat wel duidelijk is, is dat zij deze niet zien als werknemer;
Alle platformen leggen duidelijk uit dat zij in geen enkel geval aansprakelijk zijn. Hier kun je veel van vinden, maar dit is wel wat er staat;
Veel platformen gebruik maken van een marge op transactie model, dit is sowieso het meest gebruikte model binnen de platformeconomie;
In veel algemene voorwaarden een boete clausule van 500euro is opgenomen wanneer vraag en aanbod na een match door het platform besluiten buiten het platform af te spreken.
Waar ik benieuwd naar ben is:
Of die 500euro boete juridisch houdbaar is. Ik ben niet zo’n fan van proefprocessen, maar ben hier wel heel erg benieuwd naar;
Meer inzichten in de verschillen tussen traditionele matchmakers (pre-internet matchmakers zoals HomeAway versus Helpling). Ik vermoed namelijk dat de meeste platformen zoals oppas, schoonmaak en honden uitlaten al bestonden voordat de platformen opkwamen. Ik ben wel erg benieuwd naar de verschillen en welke vragen nu echt platformspecifiek zijn en welke niet.
Wanneer we praten over de gig economy, dan hebben we het voornamelijk over jongeren, veelal studenten. De vraag is alleen: blijft het daarbij? Wanneer de kluseconomie blijft groeien, dan zal deze doelgroep op een gegeven moment ‘op’ zijn en moeten de platformen verder kijken.
In de VS is er een trend te zien dat fast food restaurants hun recruiters loslaten op ‘senior centers and churches’. In dit stuk:
“Two powerful trends are at work: a labor shortage amid the tightest job market in almost five decades, and the propensity for longer-living Americans to keep working—even part-time—to supplement often-meager retirement savings. Between 2014 and 2024, the number of working Americans aged 65 to 74 is expected to grow 4.5 percent, while those aged 16 to 24 is expected to shrink 1.4 percent, according to the U.S. Bureau of Labor Statistics.”
Met de vergrijzing in zicht mogelijk dus ook een reëel scenario voor Nederland. En de link met de platformeconomie? Die komt via een stuk uit de New York Times: ‘According to an internal slide deck obtained by the New York Times, Uber actually identifies McDonald’s as its biggest competition in attracting new drivers.’
Ik verwacht overigens dat dit niet voor alle kluseconomie sectoren van toepassing zal zijn: sommig werk is fysiek zwaar en het is de vraag of dit (en dan wil ik natuurlijk niet mijn ouders en schoonouders schofferen ;-)) werk geschikt is voor deze doelgroep. Maar het is sowieso wel een interessante om in de gaten te houden.
Even verder kijkend: er wordt in dit stuk gesproken over de meer ‘commodity’ skills. Oftewel: zaken die iedereen op zich zou kunnen uitvoeren. Ik denk dat we ook de komende jaren moeten gaan kijken hoe we de nieuw groep gepensioneerden die allemaal veel ervaring en ‘unique skills’ bezitten via platformen kunnen blijven verbinden aan interessante vraagstukken.
“Using ratings, competitions and bonuses to incentivise workers isn’t new – but as I found when I became a Lyft driver, the gig economy is taking it to another level.”
Interessante longread over de mogelijkheden en invloed van gamification technieken in de kluseconomie. Aan de ene kant wordt geschetst dat deze technieken helemaal niet zo nieuw zijn:
“When work took the form of a game, Burawoy observed, something interesting happened: workers’ primary source of conflict was no longer with the boss. Instead, tensions were dispersed between workers (the scheduling man, the truckers, the inspectors), between operators and their machines, and between operators and their own physical limitations (their stamina, precision of movement, focus).”
Aan de andere kant laat het stuk zien dat platformen enorm veel technisch waanzinnige (en dan ook maatschappelijk wat discutabelere) middelen gebruiken om via gamification gedrag te sturen:
“Every Sunday morning, I receive an algorithmically generated “challenge” from Lyft that goes something like this: “Complete 34 rides between the hours of 5am on Monday and 5am on Sunday to receive a $63 bonus.”
Ik verwacht dat deze gamification en incentive technieken ook zeker bij platformen met een ‘on demand transactie’ de komende jaren zal worden ingezet voor de ‘pricing’ van gigs. Hiermee zal het hele pricing mechanisme steeds onduidelijker worden en gestuurd door het moment. Onderstaande tweet van Niels van Doorn die onderzoek doet naar kluseconomie geeft alvast een (zorgelijk) voorproefje:
Met de opkomst van de kluseconomie voor online klussen, zijn er ook weer kansen voor de wat minder populaire gebieden in het land om zich te profileren. Immers: wie voornamelijk online werkt hoeft niet perse in een stedelijke omgeving te wonen. Dit heeft natuurlijk al grote voordelen voor de worker: het levensonderhoud en vooral natuurlijk ook wonen buiten de populaire gebieden is een stuk goedkoper. Intussen zijn in de Verenigde Staten de ‘leegloop’ gebieden ook actief campagne aan het voeren om ‘remote workers’ te lokken.
“It’ll give you a free shared-office space, a subsidized furnished apartment in the city’s Arts District, and $10,000 cash. All you have to do is pack up and move—for at least one year—to Tulsa, a city of just over 400,000 people in the near dead-center of the continental US.”
Spoiler alert….
Deze week gooide ik een proefballonnetje op Twitter. Ik ben voornemens om in de nazomer van 2019 een exclusieve private leergang te starten waarbij 8 tot 10 stakholders met ieder 2 deelnemers 10 maanden lang een deepdive in de kluseconomie gaan doen. Het centrale thema is platformeconomie en inclusieve arbeidsmarkt. Naast een collegereeks van nationale en internationale experts gaat iedere stakeholder ook zélf actief aan de slag met een project binnen de eigen organisatie gerelateerd aan de hoofdvraag. Daarnaast gaan we ook fysiek op expeditie, waarschijnlijk naar de Nordics. De ervaringen worden ook via blogs gedeeld en aan het eind verschijnt er een boek met de cases van de deelnemers en de ingebrachte cases van de externe experts. Zoals ik in de tweet zeg: het betreft geen open inschrijving. Ik wil alleen werken met partijen die ook echt willen en kunnen en die ook binnen de organisatie draagvlak hebben om met dit onderwerp aan de slag te gaan. En ik een zo breed mogelijke mix aan stakeholders: platformen, vakbonden, overheid, bestaande organisaties, etc.) Mocht je interesse hebben of meer willen weten: stuur gerust een reply op deze mail.
Wat Europa in mijn ogen bijzonder maakt is dat wij technologie en publieke waarden als één zien. In 2016 verscheen het boek ‘De Platformsamenleving’. Een must read voor iedereen die iets met platformeconomie doet. Volgende week maandag wordt de Engelse editie, die ook gelijk een flinke update heeft gekregen, gepresenteerd in Pakhuis de Zwijger. Ik ben er bij. Zie ik je daar?
Contact
Inspiratie opgedaan en advies of onderzoek nodig bij vraagstukken rondom de platformeconomie?
Neem gerust contact op via een reply op deze nieuwsbrief, via mail ([email protected]) of telefoon (06-50244596).
Bezoek ook mijn YouTube kanaal met ruim 400 interviews over de platformeconomie en mijn persoonlijke website waar ik regelmatig blogs deel over de platformeconomie.