Afgelopen zondag zond de VPRO de Tegenlicht aflevering over de klus- en klikeconomie uit. Ik mocht als expert en onderzoeker bij de Universiteit Utrecht een bijdrage leveren. Het was een mooie en interessante uitzending waarin zowel de kluseconomie (met als voorbeeld het Nederlandse platform Temper) als de klikeconomie (met het Amerikaanse horror platform Amazon Mechanical Turk) aan bod kwamen. Heb je de aflevering nog niet gezien? Dan heb je deze week iets te doen.
In deze blog besteedt ik aandacht aan 4 vraagstukken die op social media veel aandacht kregen en blijkbaar leven onder de kijkers.
1. Platformen verlagen drempels, maar houden ze voldoende rekening met de individuele gebruiker?
Een van de meest gedeelde Tweets (@redactie: ik neem aan dat jullie niet stiekum een gig hebben ingekocht via Fiverr om meer bereik te krijgen? ;-)) luidde: “De platformeconomie zet de arbeidsmarkt op zijn kop. Zonder sollicitatiegesprek, pensioen, verzekering of baas kan je via je mobieltje aan de slag voor online platformen als Uber of Deliveroo. Maar hoe vrij is de klik- en klusfreelancer?”
Hoewel je, zeker na deze uitzending, veel over platformen kunt zeggen, is het intussen wel duidelijk dat platformen drempels verlagen voor mensen om te participeren in de arbeidsmarkt. Bij de meeste platformen kun je zonder enige ervaring of diploma direct aan de slag. Collega onderzoeker Andrea Herrmann deed onlangs onderzoek naar de vraag of diploma’s er toe in de online kluseconomie. Het antwoord na uitgebreid onderzoek gedaan te hebben op een van de grootste klusplatformen in de wereld is duidelijk: nee. Het aantal jaren ervaring op een platform en de reputatiescore doen er, en die laatste is niet geheel verrassend, wel toe. Geslacht helaas ook: ook in de online kluseconomie verdienen mannen meer dan vrouwen voor soortgelijk werk.
In dat opzicht zou je kunnen zeggen, en dan ga ik voor het gemak niet in op de discussie rondom arbeidsvoorwaarden, dat platformen bijdragen aan een meer inclusieve arbeidsmarkt. Het kan dan ook de andere kant op werken: zo starten de social services in Zweden een experiment waar de ervaring (o.a. reputatiescore) van klusplatformen wordt omgezet in een traditioneel CV. En dan kan het zomaar zijn dat ervaring in de kluseconomie ook weer voor een betere positie op de niet-platform-arbeidsmarkt kan zorgen.
De meeste drempels die een gebruiker belemmeren om op een platform aan de slag te gaan zijn belemmeringen die door de overheid zijn bepaald. Zo moet je om bij Uber te mogen rijden o.a. een taxivergunning hebben en is een VOG bij sommige platformen verplicht. Beide voorbeelden zijn natuurlijk hartstikke legitiem.
De andere kant van het verhaal, dat ook in deze tweet naar voren komt, is dat er ook een prijskaartje aan deze flexibiliteit hangt. Bij veel platformen ga je als freelancer aan de slag en mag je je administratie en verzekering zelf regelen. Vooral dat laatste is een heikel punt: die verzekering komt er in de meeste gevallen niet. En dat is iets waar we als maatschappij een duidelijker standpunt over moeten innemen. Waarom? Omdat wanneer het mis gaat de maatschappij de rekening betaalt. De uitdaging in ons huidige arbeid systeem is dat er twee smaken zijn: zekerheid óf flexibiliteit. Hoewel het uitzendmodel daar een beetje tussenin hangt, hebben veel platformen toch de mening dat het uitzendmodel niet flexibel genoeg is. Hier ligt nog een duidelijke opdracht voor beleidsmakers om hier een oplossing voor te vinden. Maar ook voor platformen: het gegeven dat je vindt dat wetgeving verouderd is en niet aansluit bij jouw model mag natuurlijk nooit er toe leiden dat je de wetgeving dan maar aan je laars lapt. Uber en Deliveroo hebben hierin overigens de handschoen opgepakt en hun freelancers verzekerd. Niet ideaal en een risico voor het platform straks in de rechtszaal, maar ze pakken hier wel een stuk verantwoordelijkheid.
Laatste kanttekening bij de claim van flexibiliteit en vrijheid is dat je je misschien als aanbieder altijd bij een platform aan kunt melden, maar er niet altijd werk is. Zo weet je dat bij UberEats en Deliveroo en vooral werk is tijdens de zogenaamde ‘hungry hours’. Log je om 10:00uur ’s ochtends in, dan zul je weinig te doen hebben. En omdat je per uur betaald wordt, zul je er ook weinig aan overhouden. Dus: ja vrijheid, maar nee: niet de ultieme vrijheid.
2. Is het niet tijd voor een basis inkomen?
Niet zozeer trending, maar wel interessant was de tweet van@BartLankester: “Die klik- en kluseconomie eerst maar eens combineren met een basisinkomen. Krijg je betere beloning en kun je kloteklussen weigeren.”
Interessant, omdat het mij deed denken aan een onderzoek van professor Juliet Schor, Professor of Sociology at Boston College, waar ik twee weken geleden over schreef. Juliet deed onderzoek naar tevredenheid, autonomie en inkomsten van workers in de (offline) kluseconomie.
Uit haar onderzoeken bleek dat wie het platform gebruikt voor extra (supplemental) inkomen zonder daar afhankelijk van te zijn over het algemeen heel tevreden is, een groot gevoel van autonomie heeft en over het algemeen goed verdient. Waarom? Omdat deze groep de luxe heeft om alleen voor de goedbetaalde ‘gigs’ te gaan en omdat zij niet bang is om een lage score te halen: het deactiveren heeft weinig invloed op hun leven. Zijn zij ook goed in het negeren van sturingsmechanismen van de algoritmes.
Heel anders is het voor diegenen die afhankelijk van het platform zijn. Zij moeten iedere beschikbare klus aannemen en kiezen dus ook voor de slecht betaalde opdrachten. Daarnaast heerst er onder deze groep de angst voor de gevolgen van een slechte beoordeling, wat een negatief effect heeft op hoe zij hun werk en autonomie ervaren.
Conclusie: op het moment dat je een basis inkomen hebt en dus niet afhankelijk bent van een platform voor je levensonderhoud, verdien je meer. Juist ook omdat je die ‘kloteklussen’ kunt weigeren. Wat dat betreft heeft Bart dus helemaal gelijk.
3. Kunnen we dit soort bedrijven makkelijk een halt toeroepen?
De meest gedeelde tweet kwam van Tegenlicht zelf. “Waarom betalen we tol aan platform-monopolies als Uber en Airbnb, die enkel het contact leggen tussen klant en leverancier? Financieel journalist Paul Mason: ‘We kunnen dit soort bedrijven makkelijk een halt toeroepen’.”
De vragen die wordt gesteld zijn: 1) waarom betalen we tol aan een platform die ‘slechts’ contact legt tussen vraag en aanbod en 2) kunnen we dit soort bedrijven een halt toe roepen? Het korte antwoord is: ja. De vraag ‘maar hoe dan’ is helaas wat complexer.
Het zijn voornamelijk belangenorganisaties als Horeca Nederland (in het geval van Thuisbezorgd en Iens.nl) en vakbonden (in het geval van Uber) die roepen dat de percentages die gebruikers aan platformen moeten afdragen exorbitant hoog zijn. Waarom moet een restaurant 13 procent afdragen aan een website? Het antwoord is simpel: omdat Thuisbezorgd meer is dan alleen een website. Platformen verlagen drempels en bieden gemak (veelal door technologie en algoritmes) waardoor de markt groeit. Dit doen zij door veel te investeren in technologie, maar ook in marketing (reclame) en sales. En dat kost geld. Bij Thuisbezorgd op kantoor werken meer dan 1.000 mensen. Bij Uber op kantoor meer dan 16.000 mensen. Die zitten niet stil.
De aanname dat een platform dus ‘slechts’ contact legt is dan dus ook niet juist. Het neerzetten van een succesvol platform, waarbij ik succes nu beperk tot het ‘laten werken van het systeem’ is echt niet zo makkelijk en kost geld. Uiteindelijk is het aan de ondernemer ook de keuze (er van uit gaand dat er een keuze is) om te bepalen of de toegevoegde waarde van een platform de investering van x-procent commissie waard is. Zeker in de restaurant en hotel sector besteden ondernemers en ondernemingen hun marketing en sales uit aan een platform. Daar hoeven zij zelf nagenoeg niets meer aan te doen. Dat is een keuze. Dat spaart geld en dat kost geld: je betaalt alleen voor de werkelijke resultaten. Het misschien ongewenste bij-effect is dat je je klantcontact en onafhankelijkheid verliest. Maar ook dat is, in essentie, een keuze.
Het gegeven dat het niet makkelijk is om een eigen platform neer te zetten, betekent natuurlijk niet dat het onmogelijk is. Op steeds meer plekken wordt geëxperimenteerd met zogenaamde ’platform coöperaties’. Dit zijn platformen waarbij de aanbieders (zoals taxi chauffeurs) zich verenigen, een coöperatie opzetten en gezamenlijk investeren in een eigen app. Zie ook de slides van een presentatie die ik onlangs gaf naar aanleiding van een onderzoek dat ik naar deze ontwikkeling heb gedaan.
Het organiseren van gebruikers, en dan vooral de aanbieders, is dus een mogelijkheid om platformen een halt toe te roepen. Dit kan door zelf een eigen (lokale) variant te starten, maar ook door je als gebruikers te verenigen en samen een vuist te maken. Platform macht is namelijk alleen macht bij de gratie van de gebruikers. Zonder gebruikers is een platform niets waard. Hier ligt dus ook een kans voor vakbonden: door te organiseren en te activeren creëer je een tegenmacht. En dan heb je echt wel iets te zeggen.
Als laatst ligt hier natuurlijk ook een belangrijke en in mijn ogen zwaar onderbelichte rol van de overheid. Uiteindelijk is het aan ons als samenleving, met de overheid voorop, om te bepalen onder welke regels wij willen dat bedrijven en platformen zich in onze maatschappij gedragen. Dat besef ontbreekt nogal eens in de discussie. En dat is op zijn zachtst gezegd een gemiste kans.
4. Kunnen (publieke) waarden geborgd worden, ook bij een overname?
Op het eind van de aflevering werd Paul Eggink, de oprichter van Temper, gevraagd of zijn idealen zouden blijven staan op het moment dat er een partij zou komen die voor veel geld het platform over zou nemen. Paul reageerde in de trend van ‘nee, dan ben ik de controle kwijt en kan ik geen garanties afgeven’.
Hoewel ik geloof in zijn intenties is dat antwoord natuurlijk onjuist. Op het moment dat je kiest voor de belangen van de investeerders, dan richt je je model zo in dat zij verschillende opties hebben om hun investering (en genomen risico) te kapitaliseren. Op zich niets mis mee, maar helaas gebeurt het regelmatig dat dit kapitaliseren niet ten goede komt van de toekomst van het bedrijf en de andere stakeholders. Dat is een keuze, maar er zijn meer smaken.
Een voorbeeld is door het gebruik maken van het ‘Steward Ownership’ model. Dit model gaat uit van de filosofie dat niet het bedrijf dienend is aan de eigenaar/investeerder, maar de eigenaar/investeerder aan het bedrijf. Vorige week was ik toevallig in Berlijn op een conferentie die alleen hier over ging. Hier sprak ik een van de oprichters van Sharetribe, een bedrijf dat (open source) software maakt waarmee iedereen laagdrempelig zijn eigen platform kan beginnen. Zij hebben vorig jaar een transitie doorgemaakt naar dit model, waarmee de rendementen van investeerders worden beperkt (maar alsnog netjes zijn) en er een constructie is neergezet waarmee het bedrijf nooit verkocht kan worden. Lees meer over dit model en check de video van een kort interview dat ik deed via deze link.
Bottom line: natuurlijk is het mogelijk om de belangen van het bedrijf, haar gebruikers en de goede intenties van de oprichters te borgen en te beschermen voor de lange termijn.
Conclusie
Al met al vindt ik het een interessante aflevering geworden waar de voor- en nadelen van de opkomst van de platformeconomie goed naar voren zijn gekomen. Uiteraard daag ik de redactie uit om een vervolg te overwegen met de vraag ‘hoe kunnen platformen bijdragen aan een meer inclusieve samenleving en arbeidsmarkt’. Om vanuit de huidige situatie echt vooruit te kijken naar waar het heen kan gaan. En welke keuzes wij (ook als maatschappij) daarvoor moeten maken. Ik zie er naar uit.