Goedemorgen! Vanmorgen verscheen bij ZiPconomy een artikel naar aanleiding van de laatste workshop over portabiliteit van reputatie data in de kluseconomie. Veel interessante inzichten en natuurlijk eindigden we met meer (maar wel betere) vragen dan waar we mee van start gingen. In deze nieuwsbrief kondig ik dan ook een verkenning aan die in 2020 van start gaat om dit onderwerp verder uit te diepen. Daarnaast ook nog genoeg andere mooi stukken en de Engelse vertaling van het artikel over de algoritme accountant. Fijne week!
Baas over eigen online reputatie: is dat wel zo’n goed idee? – ZiPconomy
Aanbieders in de kluseconomie worden door hun klant beoordeeld en deze scores zorgen er voor dat de kans groter is dat zij in de toekomst nieuwe klussen krijgen. Uit een eerste onderzoek blijkt dat voor het vinden van niet locatiegebonden werk (vertalen, programmeren, design, etc.) de reputatiescore belangrijker is dan een diploma om nieuw werk te krijgen.
Tegelijkertijd is deze data ook een ‘lock in’ voor het platform. Wanneer je op platform A een goede reputatie hebt opgebouwd, zul je minder snel naar platform B overstappen, aangezien je daar veel minder snel werk zult vinden. Portabiliteit van reputatie data is een onderwerp dat steeds vaker in het debat voorbij komt in de discussie over de ‘empowering’ van de aanbieder.
Het interessante aan de reputatie data discussie is dat het mogelijk maken om reputatie mee te nemen naar een ander platform (de portabiliteit) niet alleen in het voordeel is voor de aanbieder, maar voor alle stakeholders. Zo zijn ook beginnende platformen hier mee gebaat. Immers: als een platform start, dan begint het met een sloot aanbieders zonder reputatie, wat klanten af kan schrikken, omdat zij onzekerheid hebben over de kwaliteit van de geleverde dienst. Wanneer er ‘vertrouwde’ aanbieders met reputatie op het platform komen die zij op andere platformen hebben opgedaan, dan zullen er eerder en meer transacties via het platform gaan verlopen. Ook bestaande grote platformen hebben een voordeel, zij hebben te maken met het ‘newbie dilemma’. Wanneer het platform duizenden aanbieders heeft met een goede reputatie, dan is het voor nieuwkomers zonder reputatie nagenoeg onmogelijk om uitgekozen te worden. Immers: de klant heeft de keuze uit ervaren en uit nieuwe aanbieders.
Er zijn dus genoeg redenen om te onderzoeken of en onder welke voorwaarden portabiliteit van reputatiedata een goed idee is. Dit omdat er een goede kans is dat deze portabiliteit er voor kan zorgen dat mensen makkelijker toegang krijgen tot de arbeidsmarkt. In een besloten multi stakeholder sessie die ik 27 juni bij Seats2Meet in Utrecht organiseerde bracht ik 25 stakeholders bijeen om over dit onderwerp te praten. Interessant was dat stakeholders uit alle hoeken vertegenwoordigd waren (platformen, vakbonden, overheid, bedrijfsleven en wetenschap). Er waren 3 presentaties van een onderzoekster, een ondernemer die een onafhankelijke reputatie tool heeft ontwikkeld en iemand van de Zweedse UWV die bezig zijn een experiment rondom dit onderwerp op te zetten.
In dit artikel dat vanmorgen op ZiPconomy verscheen wordt verder ingegaan op de resultaten en nieuwe vragen van deze sessie. En dan gelijk een scoop: in 2020 ben ik voornemens om een heel jaar 50% van mijn tijd in een verkenning van dit concept te investeren. Om te ontdekken om te onderzoeken onder welke voorwaarden dit zal werken, voor welk soort beroepen, hoe portabiliteit kan worden vormgegeven met standaarden en hoe de continuïteit van deze data kan worden geborgd door deze bijvoorbeeld in een data coöperatie te stallen. Omdat je niet wilt dan wanneer deze data zo belangrijk is, dat deze op een dag kan verdwijnen omdat een platform er mee stopt. Dit onderzoek wil ik met zo’n 6 verschillende stakeholders doen, om vervolgens te verkennen of het interessant is om in 2021 een pilot op te zetten. Mocht je interesse hebben om hier aan mee te doen, stuur dan een reply op deze mail.
Gig economy in Britain doubles, accounting for 4.7 million workers | Business | The Guardian
Er wordt veel geschreven over de omvang van platformwerk. In Nederland werkt volgens een rapport van SEO Economisch Onderzoek 0,4% van de beroepsbevolking via platformen, volgens dit Amerikaanse onderzoek verdiende 32,6% van de Amerikanen in Q4 2018 geld in de ‘gig economy’ en volgens het onderzoek uit dit artikel werken 4,7 miljoen workers (10%) in de UK als platformwerker, een verdubbeling ten opzichte van 2006. The Office for National Statistics, een ander instituut in de UK, schatte in 2017 nog dat 4,4% van de bevolking werk deed via platformen.
Toen ik dit bericht vorige week las, heb ik getwijfeld of ik het moest delen via Twitter. Het is immers olie op het vuur voor degenen die platformwerk als bedreiging en voornamelijk als een nieuwe vorm van precaire arbeid zien zonder veel te geven om de context. Toch heb i het gedaan en de tweet werd dan ook veelvuldig gedeeld. Ik ben benieuwd hoeveel mensen hebben nagedacht over wat deze cijfers ons nu precies zeggen.
Want wat deze cijfers, voor dit onderzoek werd een pol onder 2235 (!) inwoners van de UK, zeggen op zichzelf natuurlijk helemaal niets. En dat is het grote probleem met discussies rondom de kluseconomie: er is geen belangstelling voor de context van ontwikkelingen. En dat is een kwalijke zaak.
De variabelen verschillen in de onderzoeken zitten hem vooral in de manier waarop platformwerk wordt gedefinieerd. Het SEO nam een krappe definitie, Hyperwallet een extreem brede definitie. Sowieso is het belangrijk om te bedenken of je iets kunt zeggen over een beroepsgroep wanneer je alleen kijkt op welke manier een transactie tot stand is gekomen. Wat is het verschil tussen een schoonmaakster die via een briefje bij de supermarkt, een callcenter of een platform bij een klant terecht komt?
Wat dan ook belangrijk is om te onderzoeken is of de ‘klussen’ van platform werk nieuw werk zijn, of dat werk verschuift van niet digitale naar digitale bemiddelaars. En ook is het goed om te weten hoe de werkomstandigheden voor de worker buiten de platormeconomie waren en onder welke voorwaarden bemiddelaars voorheen werkten. Zo werkte de Helpling schoonmaakster voorheen in de zwarte markt en kreeg de Deliveroo koerier toen hij/zij nog bij Domino’s werkte het minimumloon.
Wanneer aantallen niet veel zeggen (al is het natuurlijk wel interessant om met een zelfde definitie een bepaalde groep een aantal jaren te volgen), wat zijn dan wel interessante vraagstukken? Daarover had ik afgelopen week een discussie metplatformwerk onderzoeker Niels van Doorn. Hij plaatste een post met ‘Doordash couriers are basically working for tips. This is bad, but it is also how most “traditional” food delivery workers (working directly for restaurant) and waiters get paid.’ Dit naar aanleiding van onderstaande afbeelding op Twitter waaruit af te leiden is dat de bezorger die via het Doordash platform werkte in principe alleen rond kan komen van de fooien. Iets dat in die sector ‘normaal’ is. Wat in dit stuk niet normaal is, is dat Doordash een minimum tarief garandeert, maar intussen de klant zover probeert te krijgen meer fooi te geven, omdat deze wordt meegeteld om tot het gegarandeerde minimum bedrag te komen. Dat is natuurlijk zwaar onwenselijk.
Overall zie je dat platformen niet het verschil maken in een sector, het wordt niet (veel) beter of niet (veel) slechter. Al is dat natuurlijk geen excuus voor platformen om de ‘shitty jobs’ standaard van de sector te volgen. Het beste dat de groei van dit soort arbeid waarvan we als samenleving negeren dat de condities beroerd zijn kan brengen is dat dit een aanleiding is voor het debat over wat we als samenleving vinden dat minimale voorwaarden zijn voor een dergelijke baan. En daarmee ook direct erkennen dat wij als consumenten eens moeten gaan betalen voor wat we krijgen, maar dat is weer een ander interessant en relevant debat.
Een aantal belangrijke vraagstukken:
- Creëren platformen nieuwe ‘banen’ of vindt er een verschuiving plaats van niet digitale naar digitale intermediairs of van zwarte markt naar platformen?
- Zijn dit dezelfde mensen die het werk doen, of spreken platformen een andere categorie workers aan die voorheen door de markt niet werden ingezet of die voorheen geen interesse hadden in de markt? En wat is er precies anders aan deze doelgroep?
- Zorgen platformen voor een verschuiving van bijbaan naar volledige ‘baan’?
- Zorgen platformen er voor het ‘opknippen’ van voorheen traditionele ‘vaste’ banen?
Uber gaat overstag en deelt data taxiritten met Amsterdam
Bij het ‘begin’ van de platformeconomie zag je dat platformen zich positioneerden als op zichzelf staande entiteiten die zelf wel wisten hoe zij het beste de zaken konden organiseren en reguleren. Iets dat vast iets te maken heeft met de libertarische instelling vanuit Silicon Valley, waar letterlijk werd gezegd: “geef ons 2 jaar de macht en wij lossen alle problemen op”. Intussen lijkt het tij gekeerd en ervaren platformen wiens transacties die zij faciliteren plaatsvinden in de ‘offline’ wereld dat samenwerking met publieke instituties onderdeel is van het al dan niet slagen van de business. Uiteindelijk moet de business en het model ingepast worden in bestaande structuren. Er is geen ‘planet platform economy’. En dat is maar goed ook.
Uber en de Gemeente Amsterdam hebben een ‘Social Charter’ opgezet, waarmee de gemeente meer (be)grip hoopt te krijgen op het taxivervoer en de veiligheid in de stad. De afspraak bevat volgens dit artikel:
- elk kwartaal inzicht in aantal passagiers en chauffeurs dat gebruik maakt van de app;
- informatie over de gemiddelde ritafstand en over de plekken waar de meeste mensen worden opgehaald of worden afgezet;
- een onafhankelijk academisch onderzoek naar de inkomsten, flexibiliteit en werktijden van de chauffeurs. Uitkomsten worden openbaar gedeeld.
Sowieso natuurlijk interessante data, al is de grote vraag natuurlijk wat de gemeente hier mee gaat doen. De gemeente heeft geen middelen om te handhaven, aangezien Uber in de ‘bel en bestelmarkt’ zit en onder nationale regulering valt. Straattaxi’s vallen wel onder lokaal toezicht & controle. Ik denk dat het goed is om eens te heroverwegen of in deze tijden dat verschil nog wel zo groot is om er twee categorieën op na te kunnen houden.
Ik vind de samenwerking een goede stap. Uiteindelijk zijn alle partijen nog aan het ontdekken en aan het leren en dat kan onder bepaalde voorwaarden (zo moet het bijvoorbeeld zeker zijn dat de data klopt) prima hand in hand. Met de publieke waarden op nummer 1, want de samenleving moet zich niet om een organisatie heen organiseren, maar andersom. Wat wel belangrijk is, is dat dit samen experimenteren uiteindelijk wordt omgezet in een platform onafhankelijk beleid. Dit omdat je als gemeente niet afhankelijk wil zijn van het al dan niet meewerken van platformen en daarnaast één beleid moet voeren voor mobiliteit. Alleen als je het grote plaatje ziet en kan sturen ben je leidend en niet volgend.
Daar ligt ook nog een uitdaging in de balans tussen lokaal, regionaal en nationaal beleid. Amsterdam is een grote stad met veel budget en kiest er voor om veel te investeren in technologie. Er is dan ook veel kennis in huis. Amsterdam is voor Uber een ‘gelijkwaardige’ gesprekspartner en ideeën zouden goed naar praktijk kunnen worden doorgezet. Maar hoe zit het met de 354 andere gemeenten in Nederland? Het merendeel heeft niet de expertise in huis om met dit soort vraagstukken om te gaan. En hoewel er waarschijnlijk ook minder urgentie is, is dat wel een gemiste kans. Natuurlijk is er de VNG, maar die heeft geen dwingende rol. Het zou niet eens zo gek zijn om eens na te denken over een soort landelijk expertise en experimenteer centrum die samen met steden gaat experimenteren en ontwikkelen en zo standaarden neerzet waar anderen weer eenvoudig mee aan de slag kunnen gaan mochten zij willen. Dan wordt het wiel ook niet meer 100x opnieuw uitgevonden. Dus: lokaal de controle en invulling, maar wel de schaalvoordelen pakken. VNG als een meta platform zal ik maar zeggen. Wie weet….
Worker-owned domestic cleaning businesses are gearing up for a massive expansion
“Brightly, a beloved worker-owned cleaning cooperative in New York City, is relaunching as a franchise to help swiftly establish more coops across the country.”
Interessant om te zien dat het coöperatie model in de thuis schoonmaak branche in de VS een vlucht lijkt te nemen door initiatieven als deze. Op deze manier wordt het voor workers heel eenvoudig gemaakt om zelf een eigen worker coop te starten. De coops maken gebruik van de app Up&Go, wat zelf ook weer een coöperatie is. Hierdoor zijn de schoonmaaksters gezamenlijk eigenaar en bestuurder
van het platform waar via zij hun werk vinden en verdelen.
Een dik jaar geleden interviewde ik een van de oprichters van Up&Go. En in dit paper lees je over de succesfactoren van platform coöperaties.
America’s newest stock exchange wants to fix one of capitalism’s fundamental challenges – Vox
In 2010 zegde ik mijn baan op om mijn droom achterna te gaan. Ik reisde onder de naam ‘Brand Expedition’ 5 maanden in een oud Volkswagen T2 busje door Europa om met de leiders van 20 authentieke Europese merken in gesprek te gaan. Tijdens deze reis sprak ik veel leiders van mooie familiebedrijven als Alessi en Victorinox. Wat mij aansprak in deze bedrijven is dat zij ‘purpose driven’ zijn en een extreme focus op de lange termijn hebben.
Wanneer je overall in de economie kijkt, dan zie je dan de focus over het algemeen op de (extreem) korte termijn ligt. En dat is geen goed iets. Ik berichtte in November vorig jaar al over het ‘steward ownership’ model. Een model waarbij het eigenaarschap dienend aan de organisatie is, in plaats van andersom. Ik schreef daar toen dit stuk over. Het idee achter platform coöperaties is vergelijkbaar. Eigenaarschap is dienend aan de organisatie en mag er nooit voor zorgen dat er op korte termijn domme keuzes worden gemaakt.
Afgelopen week luisterde ik een podcast van Recode “The Long-Term Stock Exchange, explained”. Over een nieuwe beurs in de VS die zich vooral richt op bedrijven waar de focus op de lange termijn ligt. Zowel het artikel als de podcast zijn de moeite van het lezen/luisteren waard!
Vaak hoor ik de vraag: “maar waar moeten we beginnen om dit soort modellen meer te laten groeien?”. Ik denk dat een eerste belangrijke stap is om in ons onderwijs dit soort modellen ook in de programma’s mee te nemen. Nu wordt er vaak één model onderwezen, maar ik denk dat extra aandacht voor meer lange termijn modellen en alternatieve modellen als coöperaties toekomstige ondernemers bewust maakt wat de smaken zijn, zodat zij vervolgens de smaak kunnen uitkiezen die het beste bij hen past.
In de media
“Helpling-zaak brengt helaas geen duidelijkheid in platformdiscussie” – ZiPconomy
Een reactie van ABU, een van de brancheverenigingen van de uitzendbranche, op de uitspraak FNV <> Helpling. Overigens interessant dat de keuze op de ABU is gevallen, aangezien Helpling geen concurrent is van uitzendbureaus. Ik mocht in dit stuk ook een kleine bijdrage leveren.
Baas over eigen online reputatie: is dat wel zo’n goed idee? – ZiPconomy
Steeds meer partijen pleiten voor grip op je eigen data binnen de platformeconomie. Is dat wel zo’n goed idee? En wat moet er gebeuren om dit mogelijk te maken? Daarover organiseerde platformdeskundige Martijn Arets van de Universiteit van Utrecht een workshop met 25 stakeholders.
Eigen publicaties
Trade Unions, don’t get steamed up by the platform economy. – Martijn Arets
Mijn bijdrage vorige week als reactie op het FNV rapport over maaltijdbezorgers heb ik ook in het Engels laten vertalen.
Transparency within the platform economy: do we need an “algorithm accountant”?
Het artikel over de Algoritme Accountant is vorige week ook in het Engels verschenen.
Contact
Inspiratie opgedaan en advies of onderzoek nodig bij vraagstukken rondom de platformeconomie? Of op zoek naar een spreker over de platformeconomie?
Neem gerust contact op via een reply op deze nieuwsbrief, via mail ([email protected]) of telefoon (06-50244596).
Bezoek ook mijn YouTube kanaal met ruim 400 interviews over de platformeconomie en mijn persoonlijke website waar ik regelmatig blogs deel over de platformeconomie.